Wat Mozart is voor Salzburg, is Ottorino Respighi voor Rome. Wie was die meest Romeinse componist aller tijden, vraagt OSWIN SCHNEEWEISZ zich af. En wat is er nog over van de stad uit Respighi’s befaamde Pini di Roma?

Het is een iconisch beeld uit Fellini’s film La dolce vita: Anita Ekberg dansend in de Trevi-fontein. Wie kent de scène niet? Minder bekend bij het grote publiek, maar minstens zo iconisch is Ottorino Respighi’s trilogie over Rome: drie orkestwerken die nauw verbonden zijn met de eeuwige stad, Fontane di Roma, Pini di Roma en Feste Romane.

“De trilogie vertelt een verhaal in noten”, zegt programmeur Jos Roeden van de Philharmonie Zuid-Nederland, die Pini di Roma deze maand zal spelen in Eindhoven en Maastricht. “Samen met de Fontana di Roma, het eerste deel van de trilogie, waarin hij zich liet inspireren door de beroemde fonteinen in de stad, is dit wel het meest gespeelde werk van Respighi. Het is adembenemend mooie muziek en ik ben benieuwd wat Jun Märkl, die bij ons debuteert als gastdirigent, daarvan gaat maken.”
Ottorino Respighi (1879-1936) werd geboren in Bologna. Na omzwervingen via Sint-Petersburg, waar hij werkte als violist en compositieles kreeg bij Rimski-Korsakov, en Berlijn, kwam hij op 34-jarige leeftijd in Rome terecht. Hij bleef er de rest van zijn leven wonen en groeide uit tot een van de meest gewaardeerde componisten van zijn tijd. Dankzij de steun van grote dirigenten als Toscanini, Koussevitsky en Reiner en zijn vriendschap met zijn leermeester Rimski-Korsakov belandde zijn muziek op alle grote wereldpodia.
Respighi’s werk zou je gematigd modern kunnen noemen. Een criticus sprak ooit van “nieuwe oude muziek”, want Respighi was een groot bewonderaar van oude Italiaanse componisten. Hij orkestreerde werken van Monteverdi, Tartini en Vivaldi en schreef pastiche-achtige composities, zoals de Antiche arie e danze (1917-19), het Concerto gregoriano (1921) en het Concerto in modo misolidio (1925).
Maar Respighi is met één been aan de verkeerde kant van de geschiedenis terecht gekomen. Terwijl hij in zijn tijd een van de meest gespeelde componisten was, wordt zijn werk tegenwoordig nog weinig uitgevoerd. Zijn gigantische oeuvre, hij schreef negen opera’s, vijf balletten, een bulk aan orkestmuziek, kamermuziek, koorwerken en liederen, is bijna volledig in de vergetelheid geraakt. Wat resteert is Respighi als de componist van de Rome-trilogie, over de feesten, de fonteinen en de pijnbomen van de stad.
Wat zeker niet heeft bijgedragen aan eeuwige erkenning was de tijdgeest. In een van haar spaarzame interviews gaat zijn vrouw, de zangeres Elsa Olivieri-Sangiacomo, daar verder op in. “Mijn man heeft nooit sympathieën gehad voor de fascisten van Mussolini”, ontkende ze het beeld dat over haar echtgenoot was ontstaan. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog was Respighi bij de Italianen in ongenade gevallen, zijn vrouw had het over een “linkse hetze”. Haar man werd in één adem genoemd met openlijk fascistische componisten als Pizzetti, Malpiero en Mascagni. Belangrijke prijzen gingen aan zijn neus voorbij, zijn muziek werd niet meer uitgevoerd.
Het was Mussolini die, vanwege de couleur locale die de muziek ademde, zich het werk van Respighi toeëigende voor propagandadoeleinden. De verering was echter niet wederzijds. Respighi heeft de fascisten nooit gesteund, noch heeft hij ooit een werk opgedragen aan de Duce. Toch bleef zijn naam besmet. Zijn weduwe kon niemand vinden die zijn biografie wilde schrijven.
Ook in muzikaal opzicht bleef hij een buitenbeentje. In een tijd dat iedere componist met een beetje Italiaans DNA opera’s schreef, wijdde hij zich voornamelijk aan symfonische muziek. Muziek waarin je de hartslag van de stad hoort: de drukte, de gekte, de levendigheid, de gepassioneerdheid en, bovenal, het gewicht van de geschiedenis.

Jun Märkl staat op de bok bij Pini di Roma door de Philharmonie Zuid-Nederland.

“Ik heb een bijzondere band met dit stuk”, zegt Roger Niese, klarinettist van de Philharmonie Zuid-Nederland. “Ik was 19 toen we met de harmonie naar een concours in Italië gingen, op het repertoire stond een bewerking van Pini di Roma. Ik herinner mij die uitvoering als de dag van gisteren, ik mocht de klarinetsolo in het derde deel doen. Dat is zo’n mooie passage: een intiem contrast met de bombast van het vierde deel. Daar kun je als klarinettist echt schitteren; niet door heel hard, maar juist heel zacht en kwetsbaar te spelen.”
De orkestversie leerde Niese later kennen. “Het is een superleuk stuk om te spelen: niet te lang, niet te moeilijk en je kunt er al je creativiteit en muzikaliteit in kwijt. Het eerste deel is sprankelend. Daar hoor je de kinderen in de Villa Borghese liedjes zingen als Giro giro tondo. Het tweede deel is zo duister als de catacomben onder de stad.” Het derde deel, met de klarinetsolo, is het mees poëtische, met zelfs de geluidsopname van een nachtegaal. Niese: “In het vierde deel hoor je hoe de Romeinse legioenen met veel trompetgeschal over de Via Appia de stad uittrekken.”
Niese vergelijkt het stuk wel eens met de filmmuziek van John Williams. “Door zijn muzikale verbeeldingskracht staat Williams’ aanpak dicht bij wat Respighi al aan het begin van de vorige eeuw deed. Je zou kunnen zeggen dat hij, met Gustav Holst met The Planets de basis heeft gelegd van wat we tegenwoordig in de bioscoop horen. Hij kon schilderen met muziek.’
Hoe ervaart iemand die elke steeg in de stad kent deze muziek? “Persoonlijk vind ik zijn Fontane di Roma een Romeinser werk”, zegt Andrea Vreede, Vaticaan-correspondent en Italië-kenner. ”Daar klatert het water en voel je de frisheid door de noten heen. Wat dat betreft is het wel enigszins vergelijkbaar met de derde akte van Puccini’s opera Tosca. Daarin ontwaakt de stad uit haar slaap bij het geluid van de vele kerkklokken. Je hoeft maar bij het ochtendgloren door Rome te lopen om te horen hoe waarheidsgetrouw dat is. Ik vind de Pini di Roma qua muziek ook erg mooi. Maar wellicht heb ik een iets te prozaïsche natuur om het geluid van de eeuwenoude, door de antieke Romeinen geïmporteerde parasoldennen te kunnen herkennen in Respighi’s klanken. Ik herken de vrolijke vogelzang in de partituur, maar mis dan weer het zomerse getjirp van de krekels, een geluid dat voor mij onlosmakelijk verbonden is met de de parken van Rome.”
Er is te veel veranderd sinds de tijd van Respighi, zegt Vreede. “In de Villa Borghese lopen tegenwoordig joggers hun rondjes, en zitten kinderen met oortjes in op hun smartphone te kijken. En bij Giro girotondo denken de mensen niet meer aan een kinderliedje, maar aan de inmiddels ook weer verdwenen protestbeweging tegen Berlusconi’s regering.”

Ottorino Respighi, Pini di Roma. Uitgevoerd door de Philharmonie Zuid-Nederland o.l.v. Jun Märkl. Op 27/9 in Maastricht, op 28/9 in Eindhoven. philharmoniezuidnederland.nl