Saharawitje

De pitbull en de zeven geitjes

Doornroosje deed niet veel meer dan slapen , Sneeuwwitje en Roodkapje waren afhankelijk van een mannelijke redder. Vrouwen in traditionele sprookjes zijn vaak passief en dom, maar ook op andere zaken wordt nu kritiek geleverd. Sinds de jaren negentig komen steeds meer auteurs met eigen, hedendaagse versies.

Een wolvenlijk in een bloedrode kamer, dat is te zien op de laatste pagina van Edward van de Vendels prentenboek Rood Rood Roodkapje. Zijn Roodkapje blijkt helemaal niet zo hulpeloos als in het oorspronkelijke verhaal. Ze laat haar saaie grootmoeder bewust opeten door de grote boze wolf die ze daarna de kop inslaat met een grote scherpe hakbijl.

Sinds de jaren negentig schrijven nogal wat auteurs moderne bewerkingen van sprookjes. “Voor schrijvers is het dankbaar werken”, zegt Vanessa Joosen, docent jeugdliteratuur van de Universiteit van Antwerpen. “Sprookjes zijn van de weinige literaire verhalen die gekend zijn door kinderen en volwassenen van verschillende generaties. Volgens haar ontstonden de hedendaagse sprookjesbewerkingen in de jaren zeventig vanuit kritiek op het oorspronkelijke verhaal. In Duitsland werd in marxistische en feministische hoek geageerd tegen de sprookjes van Grimm vanwege de manier waarop vrouwen daarin werden voorgesteld. Joosen: “Vaak zijn ze passief. Doornroosje, Sneeuwwitje en Roodkapje zijn alledrie afhankelijk van een mannelijke redder. Bovendien zijn vrouwen in sprookjes vaak zeer dom.” Zo ziet Roodkapje het verschil niet tussen haar grootmoeder en de wolf en heeft Sneeuwwitje na twee moordpogingen nog steeds niet door dat de verklede vrouw haar boze stiefmoeder is. In nogal wat bewerkingen krijgen vrouwelijke sprookjesfiguren daarom een feministische correctie.
De sprookjesbewerkingen in de Nederlandstalige literatuur daarentegen komen niet voort vanuit ideologische kritiek, zegt Joosen. “Het valt wel op dat de personages vaak verder worden.” In klassieke sprookjes worden personages meestal zeer eenvoudig voorgesteld: goed of slecht, slim of dom. In bewerkingen wordt alles complexer. “Veel auteurs veranderen het einde en dus ook de moraal.” Een andere aanpassing die vaak voorkomt, is de update. “Klassieke sprookjes spelen zich af in een onbepaalde tijd op een ongedefinieerde plek. De setting van Wim Meyles’ De pittbull en de zeven geitjes lijkt eerder op het Nederland van de late twintigste eeuw.” Andere schrijvers confronteren het sprookje met een andere cultuur. Naema Tahir bijvoorbeeld situeert de bekendste westerse sprookjes in de islamitische wereld. In haar versie van Sneeuwwitje wenst de koning een dochter “heilig blank als Sahara zand”. Ze krijgt de naam Saharawitje. Ze vlucht niet naar de zeven dwergen in het bos, maar naar zeven eunuchen in de woestijn.
Dat sprookjes én sprookjesbewerkingen kinderen nog steeds aanspreken, blijkt in het Literair Museum Hasselt. In een soort sprookjesbos zijn boomstammen en voorwerpen te zien van papier maché van kunstenares Micheline Vandervreken. De expo is interactief: zo kan je op de ‘wolvenstoel’ naar een hedendaags sprookje luisteren en tussen rode paddenstoelen spelen met Roodkapje’s picnicmand. Tussendoor wordt uitleg gegeven over sprookjesbewerkingen, wat de expo ook voor volwassenen interessant maakt. Maar de sprookjesachtige betovering is toch vooral voor kinderen weggelegd: een klein blond meisje zit gelukzalig te glimlachen. De toverspiegel heeft haar net gezegd dat ze de mooiste is van ’t land.

De laarsjes van Roodkapje. foto Literair Museum Hasselt

‘Zeg Roodkapje, waar ga je heen? Springlevende sprookjes’, tot 20/2/2010 in het Literair Museum Hasselt. www.literairmuseum.be