Het dialect-epos De percessie van Scherpenheuvel van de 19e eeuwse dichter-journalist Theodoor Weustenraad geniet opnieuw belangstelling vanwege een recente studie van de Maastrichtse neerlandicus Lou Spronck. Nog steeds trekken pelgrims naar het Vlaamse bedevaartsoord, deze maand voor de 375e keer.
Vroeger had de zestig kilometer lange voetbedevaart vanuit Maastricht naar Scherpenheuvel meer charme, oordeelt pelgrim Fred Wolfs uit Eijsden. “Je liep nog van dorp naar dorp. De wegen waren rustiger. België was nog niet bedorven door de lintbebouwing. Vlak voor Diest kon je de basiliek van Scherpenheuvel al zien liggen, dat lukt nu niet meer. Het staat er vol met bedrijven en reclamemasten.” Op zijn achttiende liep Wolfs voor het eerst mee. Dit jaar wordt hij vierenzestig.

Toch heeft Scherpenheuvel ook vandaag de dag iets onweerstaanbaars. Het stadje is een prachtige samenballing van Vlaams cultuurgoed: kerk, kroeg en koers als drie-eenheid. Het mengsel van heiligheid en schijnheiligheid, door de 19e eeuwse Maastrichtse dichter-journalist Theodoor Weustenraad zo trefzeker beschreven in zijn dialectepos De percessie van Scherpenheuvel, heeft andere verschijningsvormen aangenomen, maar is in het hart van het plaatsje nog volop aanwezig.
In de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek in het Vlaams-Brabantse stadje getuigen de op een magneetbord gekleefde geschreven smeekbedes aan Maria dat het geloof nog goede zaken doet. De toon is vriendschappelijk, maar niet per se vriendelijk. Boosheid klinkt door in de noodkreet van een dochter die zich afvraagt hoe Maria heeft kunnen toelaten dat haar moeder overleed. Iemand vraagt of “die miserie in de familie van Monique nu eindelijk eens kan ophouden”. Jammer dat de krukken en de kunstbenen van weleer verdwenen zijn, zegt Fred Wolfs.
Rondom basiliek en park lonken de meer wereldse genoegens. Neon-reclames duiden op Duvel, Leffe, Corsendonck, Primus en Stella van de tap. De horeca-gelegenheden dragen gewijde namen als Angelus, De Pelgrim en De Heerlijkheid. Op wat donkerder dagen zijn de senioren hier in de meerderheid. In lente en zomer wemelt het hier van de dagjesmensen en amateurwielrenners die een kaars komen opsteken en een terrasje pikken.
Middenstanders hebben tegenwoordig niet meer genoeg aan bedevaart-souvenirs. Een kraampje voor de basiliek concentreert zich op zuur- en kaneelstokken, en doet de devotiekaarsen erbij. In de etalage van de Grote Bazaar aan de overkant krijgen de porseleinen honden en de in roze gehulde plastic poppen meer ruimte dan de heiligenbeelden. Die zijn nog wel in alle soorten maten te koop.

De eik op een heuvel bij het ooit onbeduidende Scherpenheuvel was ooit een heidense cultusplaats. In de 15e eeuw zou plotseling een Mariabeeldje zijn verschenen in de boom, waarna de wonderverhalen zich in de loop der jaren begonnen op te stapelen. Echt naam maakte de plek in het begin van de 17e eeuw met de entree in de Zuidelijke Nederlanden van het Spaanse aartshertogelijk paar Albrecht en Isabella. De aartshertogin borduurde hoogstpersoonlijk mantels voor Onze Lieve Vrouwe, maar Scherpenheuvel paste ook in het strategische plaatje van de Spanjaarden: het stadje lag zo ongeveer op het front waar Spaanse en Hollandse troepen hun conflict uitvochten. Wonderen pasten uitstekend in de Spaanse propagandamachine, ze maakten duidelijk welk geloof en welke partij zaligmakend waren.
De aartshertog, schoonzoon van Filips II, verleende in 1605 stadsrechten aan Scherpenheuvel en verordonneerde dat de stadsmuren een zevenpuntige ster moesten vormen, symbool voor de zeven vreugden en de zeven smarten van de moeder Gods. In het midden verrees, eveneens met het getal zeven als de maat der dingen, de eerste koepelkerk van de Nederlanden, waarvan het dak bezaaid was met 298 zevenpuntige sterren en omgeven door een zevenzijdige tuin.
De basiliek werd in 1627 gewijd. Op het altaar stond – en staat nog steeds – het Mariabeeldje waarmee het twee eeuwen eerder allemaal begonnen was. Ver daarboven als vervolmaking van de pracht en praal eromheen een gebeeldhouwde eik. De echte boom moet veel te lijden hebben gehad van de devotie: aan de schors werd een geneeskundige werking toegedicht, van het hout van de boom werden nieuwe beeldjes gemaakt.
Een ervan kwam in de Sint-Ceciliakerk in Keulen terecht. Vanuit die stad vertrok van 1635 jaarlijks een negendaagse voetbedevaart naar Scherpenheuvel. Het klooster van de Wittevrouwen aan het Vrijthof in Maastricht werd een halteplaats waar veel pelgrims aansloten.
De komst van de Franse bezetters in 1795 veranderde veel in Maastricht. Kloosters en kapittels werden opgeheven. Het Wittevrouwenklooster werd gesloopt en maakte plaats voor het Generaalshuis, het tegenwoordige Theater aan het Vrijthof. Na de Franse tijd (1795-1815) werd de Martinuskerk aan de overkant van de Maas in het stadsdeel Wyck de vertrek- en aankomstplaats van een zelfstandige processie naar Scherpenheuvel.

De Maastrichtenaar Theodoor Weustenraad (1805-1849) koos de bedevaart als decor voor een gedicht in dialect waarin hij scherp en humoristisch uithaalde naar religie en maatschappij. Hij begon eraan toen de bedevaart door de Belgische Opstand (1830-1839) in het gedrang kwam, de plaatselijke gezagsdrager generaal Dibbets een vertrek vanuit Wyck verbood en noodgedwongen moest worden uitgeweken naar Gronsveld.
De neerlandicus Lou Spronck promoveerde onlangs op de combinatie van een biografie van Weustenraad en een wetenschappelijke uitgave van De percessie van Scherpenheuvel. Het levensverhaal toont een man op het breukvlak van tijden en culturen. Na zijn jeugd in Maastricht studeerde Weustenraad in Luik waar hij onder andere door de daar docerende dichter-filosoof-hoogleraar Kinker overtuigd raakte van de verlichtingsidealen. Als antiklerikale liberaal keerde hij terug naar Maastricht, maar moest die stad uiteindelijk vanwege zijn inzet voor de Belgische zaak ontvluchten.
Spronck laat mooi zien hoe veel van Weustenraads literaire werk voldeed aan de conventies van zijn tijd of een hoger doel diende, bijvoorbeeld de Belgische natievorming. Bij het maken van De percessie van Scherpenheuvel leek de dichter zich vrijer dan ooit te voelen. Het epos was oorspronkelijk niet voor publicatie bestemd en schrijvend in het dialect kwam hij los van vormelijkheid. In het lange gedicht hekelde Weustenraad de hypocrisie van de geestelijkheid en de goedgelovigheid van het volk, maar hij vermengde dat met speels gemak met beschouwingen over uiteenlopende onderwerpen als de Maastrichtse vrouwen en de literatuur van zijn tijd. Het resulteert in een levendigheid die in de nostalgie gedrenkte en vaak wat schijngevoelige dialectliteratuur van tegenwoordig nog zelden wordt aangetroffen.
De bedevaart naar Scherpenheuvel was in Weustenraads tijd meer dan een religieuze traditie. Het was een uitje voor mensen die zelden onder de rook van eigen haard vandaan kwamen. Een beetje vakantie. Een beetje huwelijksmarkt. Enige liederlijkheid viel bij een deel van de pelgrims dan ook wel te bespeuren, tot zorg van de kerkelijke autoriteiten.
De ouders van pelgrim Fred Wolfs ontmoetten elkaar tijdens de bedevaart naar Scherpenheuvel. “Zij was Belgische, hij Nederlander. Jaren liepen ze mee zonder onderling contact, totdat een keer de vonk oversloeg. Ze zijn in totaal meer dan vijftig jaar meegegaan.”
Van losbandigheid tijdens de bedevaarten is geen sprake meer, van massale deelname trouwens ook niet. Coördinator Fons van den Boorn hoopt dit jaar op zo’n dertig pelgrims. De meeste deelnemers zijn op leeftijd, hun gezondheid is vaak broos.
Traditioneel vertrekt het gezelschap op de vijfde maandag na Pasen, dit jaar 3 mei, om op de donderdag weer terug te keren. Tijdens de heen- en terugweg zingen en bidden de pelgrims in kerken en staan bij wijze van boetedoening her en der stil bij kruiswegstaties. Een veel grotere groep van 120 tot 150 pelgrims reist per bus op en neer.
Fred Wolfs noemt de bedevaart behalve een religieuze belevenis “een rustpuntje in het jaar. Je wordt teruggeworpen op jezelf. In het normale leven gaat alles zo gejaagd, tijdens de bedevaart gaat het voetje voor voetje naar Scherpenheuvel.”
Hoe lang de traditie nog zal overleven? Wolfs (63) twijfelt. Zal de Maastrichtse voetbedevaart naar Scherpenheuvel hem overleven, of overleeft hij de bedevaart?

Lou Spronck – Theodoor Weustenraad (1805-1849) en de ‘Percessie van Scherpenheuvel’. Maaslandse Monografieën. 49 euro.