Bijna honderd concerten speelde saxofonist en componist Marc Alberto in 2015, veruit de meeste met Jett Rebel. Dat zal dit jaar niet anders zijn. Ook is hij straks veel te horen bij het Zuidelijk Toneel. “Maastricht? Het is bijna niet te doen als muzikant.”

Die bos haar was al indrukwekkend toen hij op zijn vierde of zo – hij weet het niet meer precies – van Curaçao naar Eygelshoven verhuisde. Zijn moeder vond een baan over de grens in Duitsland, vandaar. Marc Alberto heeft nog foto’s uit die tijd, zingend en dansend met zijn oudere zus, op tafel desnoods. Hij moest iets met de muziek die in hem woelde en meldde zich bij de plaatselijke fanfare. “Niet dat ik interesse had in blaasmuziek, maar als je muziekles wil, zijn er niet veel opties. Het was raar, ik was met mijn afrootje wel een aparte verschijning daar en ik werd er ook wel mee gepest.” Marc trok zich steeds vaker terug op zijn zolderkamer waar hij tekende, schilderde en componeerde, zonder er al te veel mensen mee lastig te vallen.

Ze zullen in Eygelshoven opkijken als ze horen dat Marc Alberto (1990) toch nog goed is terechtgekomen. Het voorbije jaar toerde hij met de toonaangevende band Jett Rebel, componeerde hij muziek voor de productie OOG van het Zuidelijk Toneel en Infinity, de beeldende dansvoorstelling van Marie van Vollenhoven. Met de Keulse musicus Marco Mlynek werkt hij aan een nieuwe cd.

De belangstelling voor blaasmuziek kwam alsnog toen zijn moeder cd’s meebracht na een bezoek aan North Sea Jazz – waar hij zelf afgelopen jaar het podium betrad als saxofonist met Jett Rebel. Het kwam te laat, Alberto had al huilend de deur van het repetitielokaal achter zich dicht gesmeten. “Het was een cultuurclash natuurlijk. Iedereen kende elkaar, de leerlingen, de ouders; mijn moeder kende niemand. Iedereen sprak dialect, ik niet. Zo’n orkest is echt van de gemeenschap, meer dan een plek om iets te leren. Dat snapte ik zelf uiteindelijk ook wel.” Hoe dan ook, Alberto raakte uit pure frustratie de saxofoon zes jaar lang niet meer aan. Hij stak zijn middelvinger op naar fanfare en (muziek)school en mocht als manusje van alles op zestienjarige leeftijd aan de slag bij een hiphop label/collectief in Zoetermeer.

Daar nam hij de telefoon aan, produceerde zijn eerste muziek, rapte teksten in, fotografeerde en verzorgde de vormgeving. “Het was een uitvlucht. Ik was daar vaker dan op school. Het was heel underground, heel punk, en vooral ook heel politiek. Kijk, rap moet vooral stoer zijn, daarom ben ik er uiteindelijk ook mee gestopt. We ageerden met onze muziek tegen commerciële rap en r & b, tegen seksisme en agressie.” Hij doelt vooral op de MTV-clips waarin trotste negers pronkten met blingbling, krankzinnige villa’s en protserige auto’s. “We reageerden met street art, linkse rap, probeerden een andere sound te brengen en droegen merkloze kleding. Onze muziek was heel erg niet mooi, weet je wel.”

Alberto geeft toe dat het al met al wel wat weghad van een fanfare. Een heel andere cultuur allicht, maar evengoed ging het om identiteit. “Het verschil is alleen dat het in de fanfare om het collectief gaat en in de hiphop om het individu. Het is cool als je de enige bent die zijn broek achterstevoren draagt, als je eigen stijl hebt en je eigen ritmes.”

Hij keerde zich van af van de hiphop. “Ik heb eerst nog heel erg gestripte rap gemaakt, teksten en muziek die het tegendeel van stoer waren, maar uiteindelijk paste ik niet meer in de scene. Ik dacht: ik kan beter gedichten schrijven en componeren.”

Na een hopeloze schoolcarrière kon hij toch geluidstechniek gaan studeren in Rotterdam, woonde overal en nergens, kocht een keyboard en een gitaar. Toen kwam ook de sax weer tevoorschijn. In die tijd leerde hij Jelte Steven Tuinstra, voorman van Jett Rebel kennen. Niet via school maar omdat ze allebei van vintage synthesizers hielden en elkaar in die scène ontmoetten. “We gingen een keertje jammen, hij had een band en ik had er een nodig voor mijn afstuderen.”

Toch wilde Alberto niet als studio-engineer achter de knoppen gaan zitten na zijn opleiding. “Ik dacht: als er een soort van redding voor mij bestaat, dan schuilt die in de directheid van muzikale performance. Ik heb altijd veel getekend, geschilderd, opgenomen en geschreven maar vooral voor mezelf. Ik ben een extreme perfectionist. Op het podium moet je kunnen delen en kunnen sucken, je moet en je doet het. Dat is een goede remedie tegen perfectionisme.”

Hij kwam terug naar het zuiden zodat hij les kon krijgen van de Keulse docent Claudius Valk. In Maastricht sloot hij zich aan bij Intro, productiehuis voor eigentijdse muziekvoorstellingen, dat afgelopen jaar flink gekort werd door de gemeente. “Het is in Maastricht zo goed als niet te doen als muzikant. Muziek als volwaardige kunstvorm past gewoon niet in de attitude van de stad.”

Maar hoe kan dat met een symfonieorkest en een conservatorium? “Dat zegt het misschien al. Dit zijn instanties die wel passen in een stad met een attitude als Maastricht. Die lunchconcerten kunnen verzorgen en die professionele musici een baan kunnen geven. Het wordt jonge ambitieuze musici in elk geval niet makkelijk gemaakt in Maastricht. Iedereen zegt: ’Wat doe je nog daar, kom hier.’ Maar dit is Nederland, we zijn vrij en welvarend genoeg ook overal naar toe te reizen. De scene is overal en nergens, ik stap in de trein naar mensen die ik interessant vind, of het nu linkse rappers zijn of hyperactieve funkgastjes van zestien. Ik moet alleen twee uur langer reizen dan anderen.”

Hoewel Intro nog volop draait, werd Alberto aanvankelijk heel boos bij het de politieke voornemens. “Uiteindelijk ben ik gaan relativeren en gaan beseffen dat ik helemaal niet afhankelijk wil zijn van beleid. Je moet er rekening mee houden dat muziek geen vaste economische waarde heeft. Ik ben bij al die vergaderingen en hoorzittingen geweest rond de subsidietoekenning en er steeds walgend vandaan gekomen. Maar daarom ga ik niet stoppen of iets anders doen.”

Alberto is veelzijdig. “Alles komt uit mezelf, ik denk nooit: hoe zou een andere saxofonist dit spelen of hoe zou Debussy dit bedoelen.” Zijn rol bij Jett Rebel is vooral dienend op het podium. “Ik heb, denk ik, zijn muziek het meest van allen geanalyseerd. Ik ben niet de snelste of de hardste saxofonist en ook niet typisch rock of funk, ik ben ik. Soms sta ik op het podium te denken welke sax ga ik pakken, of dat ik naar het keyboard zal lopen; ik bepaal op het moment wat de compositie, wat de band, of het publiek nodig heeft. Natuurlijk vind ik Jett Rebel een goede band, anders zou ik Jelte als vriend alleen maar een schouderklopje geven en verder uit zijn buurt blijven.”

De komende jaren verdeelt hij zijn tijd tussen live spelen en componeren. “Als ik mijn agenda voor de komende jaren bekijk, concludeer ik dat ik niet alleen als muzikant maar ook als componist word gewaardeerd. Als ik gelovig was zou ik zeggen dat ik heel gezegend ben dat ik overal mezelf mag zijn.”

Foto: Don Crusio