Grenzen zijn er ook op moreel gebied. Neem de liefde. A.H.J. DAUTZENBERG schreef er een subtiele dialoog over. “In je hoofd kun je met mij vrijen. Gevaarloos. Geen schuldgevoelens. Masturberen is niet verboden.”

“Je bent wel boos. Ik zie het aan je ogen.”
“Nee, ik ben niet boos. Ik ben moe. Het wordt allemaal zo groot. Zo ingewikkeld.”
“Ik had het niet moeten vertellen.”
“Maar dat heb je wel gedaan.”
”Ja. Brigitte zag het aan me. Zij zag dat we gezoend hadden.”
“Ik kan me voorstellen dat zij aan je zag dat je je hart wilde luchten. Dat heeft ze gezien. Zij kent jou natuurlijk als geen ander.”
”Misschien wel, ja. Je bent boos, dat hoef je toch niet te ontkennen.”
“Ik blijf het egoïstisch vinden om je partner met je schuldgevoelens op te zadelen. Zij heeft er tenslotte geen zak mee te maken.”
“Zij is mijn vriendin.”
“En ik ben een vriendin. En jij bent Roger. En zo zijn we allemaal wat.”
“Ik vind het moeilijk om geheimen voor haar te hebben.”
“Dat blijkt.”
“Daar kan ik toch ook niks aan doen.”
“Geheimen maken het leven juist aangenaam. Zonder geheimen is het leven nauwelijks te verdragen.”
“Ik bedoel… Wij hebben gezoend, dat is méér dan een geheim.”
“Waarom kun je dat dan niet koesteren?”
“Ik had het niet moeten vertellen. Je hebt gelijk. Het is veel te groot nu.”
“Zadelt zij jou op met háár schuldgevoelens? Wie weet wat zij allemaal uitspookt. Ik hoop dat zij wel de moed kan opbrengen om haar geheimen mee het graf in te nemen.”
“Ik ben dus niet moedig?”
“Je zoent met mij, heerlijk, heerlijk, eindelijk weer passie in mijn leven, voelt je vervolgens schuldig, om god weet wat voor reden, moraal dit, moraal dat, en met een biecht wil je verlost worden van de pijn. Waarom willen mensen toch altijd zo snel mogelijk verlost worden van pijn, pijn levert toch ook wat op, een kwestie van doorzetten. En nu heeft ook zij pijn, en jij dus nog meer pijn, en klaag je daar tegen mij over. Alsof ik daar schuld aan heb?”
“Boos!”
“Ja, ik word hier boos van. We hadden het fijn samen. Een onschuldige flirt. Een keertje zoenen, misschien nog een keertje, gewoon fijn. Geen seks, gewoon een beetje aandacht voor elkaar. Vrienden-plus. En nu is er een Probleem. En ik ben onderdeel van dat Probleem. Veroorzaker zelfs.”
“Dat is niet waar. Het is iets tussen Brigitte en mij.”
“Geloof je dat zelf?”
“Ik had het niet moeten zeggen.”
“Maar dat heb je wel gedaan, Roger. Weg magie. Hallo problemen!”
“Voor jou is het blijkbaar simpel. Je zoent met iemand anders en kunt dat prima scheiden van je relatie. Ik zit zo niet in elkaar.”
“Ik kan dat inderdaad scheiden. Ik kan liefde voelen voor iemand anders, zelfs lust, zonder dat dit mijn relatie schaadt. Ik heb een groot hart. Of een egoïstisch hart, zo je wilt.”
“Nee, ik vind jou geen egoïst.”
“Ik denk dat Brigitte daar anders over denkt.”
“Zij neemt het míj kwalijk, niet jou. Ík heb haar bedrogen, niet jij.”
“Bedrogen. Hoor je wat je zegt. Bedrogen. Het gaat even wat minder met je relatie, je ontmoet iemand met wie het klikt, je zoekt warmte, krijgt ook warmte, fijn, kracht, zelfvertrouwen, en vervolgens plak je daar een label op: bedrog.”
“Ja, dat is gek. Dat het zo werkt. Heb jij dat dan niet?”
“Nee.”
“Helemaal niet?”
“Nee. In mijn fantasie heb ik seks met verschillende mannen. Is dat bedrog? Ik wil hopen dat Sander ook zulke fantasieën heeft. Die gun ik hem van harte. En als hij die een keertje in de praktijk brengt, hoop ik niet dat hij mij daarvan op de hoogte stelt. Als hij een schuldgevoel heeft, prima, dat mag hij hebben, het is zijn leven, maar ík wil dat niet voor hem oplossen. Die pijn moet hij zelf dragen. Na de lusten ook de lasten.”
“Wij hadden toch meer dan een klik?”
“Ja.”
“Dus?”
“Dus wat? Ik vond jou bijzonder. Intelligent, mooi, lief, zacht. Ik wilde je graag beter leren kennen.”
“Je spreekt in de verleden tijd.”
“Ik blok die gevoelens nu af. Liefde maakt blind. Ik wil niet de oorzaak zijn van een relatiecrisis. Je hebt een gezin.”
“Dat had ik ook toen wij elkaar kusten.”
“Je sprak ook warm over je gezin. Ik luisterde graag naar je verhalen over je kinderen. Zelfs naar je verhalen over je vrouw.”
“Vriendin.”
“Je vrouw. Zij is meer dan je vriendin. En terecht. Ik luisterde graag naar je verhalen. Ik snap ook goed dat het moeilijk is om na al die jaren nog passie voor elkaar te voelen. Je zat in een dip, hunkerde naar liefde. Ik zat ongeveer in dezelfde situatie, dus ik hapte. We gaven elkaar energie, op een onschuldige manier, onze relaties zouden daarvan profiteren, zo zag ik dat, en zo voelde dat ook, we konden onze vriendschap uitbouwen, met respect voor elkaars relatie, even elkaar aantrekken, troosten en weer verder. Totdat…”
“Ik het vertelde. Sorry.”
“Je hoeft je niet te verontschuldigen. Het gaat zoals het gaat. Maar het is natuurlijk wel jammer. Jij hebt opeens een relatiecrisis, terwijl je ontzettend veel van Brigitte houdt.”
“Hoe zit dat dan bij jou?”
“Bij mij? Sander is graag op zichzelf, net als ik. Het is niet voor niks dat we niet samenwonen. We hebben allebei behoefte aan een eigen leven.”
“En aan een gemeenschappelijk leven.”
“Zeker. We houden van elkaar.”
“Zullen we even naar het park gaan? Dit is geen terrassengesprek.”
“Dat is goed, maar ik ga je niet zoenen.”

“Mag ik even mijn hoofd op je borst leggen?”
“Dat is niet verstandig.”
“Alleen maar even liggen. Ik wil je voelen.”
“Maar niet gaan strelen.”
“Is het zo erg?”
“Ja. Straks vertel je het weer aan Brigitte en wordt jullie probleem nog groter.”
“Ik vertel niets meer.”
“Er valt ook niets meer te vertellen. Er wordt niet meer gezoend.”
“Mag dit?”
“Ik ben een kussen, meer niet.”
“Sorry.”
“Je snapt het best.”
“We hadden het wel fijn, hè?”
“Ja.”
“Ik voelde elektriciteit als je me aanraakte. Mijn lichaam schokte. Ik had dat lang niet gevoeld. Fijn. Kleine elektrische schokjes.”
“Ja.”
“Ik heb dat nu ook een beetje. Je voelt zo vertrouwd.”
“Dat heb ik ook, maar het kan niet meer. We moeten die gevoelens afblokken. Verliefdheid is projectie. Een projectie van verlangens. Fantasie. Dat gaat vanzelf weer over.”
“Ik vind het moeilijk.”
“Dat is het natuurlijk ook.”
“Ik weet niet of het me lukt om jou los te laten.”
“Je hebt kinderen. Je kunt ze niet in de steek laten. Je hebt een gezin.”
“Ik wil mijn kinderen ook helemaal niet in de steek laten.”
“Heel goed.”
“Maar ik wil niet bij elkaar blijven omdat het zo hoort. Omdat het praktisch is. Dat vind ik moeilijk.”
“Als je kinderen neemt, dan krijgt je leven een praktische invulling. Zo gaat dat. Ik zie het overal om me heen. Kinderen hebben houvast nodig. Als ouders moet je dat organiseren.”
“En als dat ten koste gaat van je eigen geluk?”
“Je kinderen zijn een groot deel van dat geluk. Zij komen op de eerste plaats. Tot ze het huis uit zijn, ben je er voor hén. Daarna draaien de rollen om, soms, als je geluk hebt.”
“Is dat de reden dat jij geen kinderen hebt?”
“Een van de. Niet strelen, zei ik.”
“Ik kan niet van je afblijven.”
“Je moet sterk zijn.”
“Dat zei je de vorige keer niet.”
“De vorige keer keek je vrouw ook niet mee.”
“Vriendin.”
“Ook goed. Het kan niet meer, Roger. Als jij straks thuiskomt, kijkt zij in jouw ogen. Als we nu gaan zoenen, heb je een probleem. En zij. Jullie. Dat wil ik niet op mijn geweten hebben.”
“Dat snap ik.”
“Houd dat dan vast.”
“Wat ben je streng?”
“Iemand moet het zijn.”
“Ik weet niet hoe het verder moet.”
“Waarmee?”
“Mijn leven.”
“Gewoon verder leven. Volgens mij heb je een lieve, intelligente vrouw. Het gaat even wat minder tussen jullie, maar dat is tijdelijk. Twee kinderen, allebei een drukke baan, dat kost veel energie. Probeer de positieve kanten te zien en bouw die uit.”
“Ik heb zin om met je te vrijen.”
“In je hoofd kun je met mij vrijen. Gevaarloos. Geen schuldgevoelens. Masturberen is niet verboden.”
“Heb je met mij gevreeën?”
“Zeker.”
“Was het fijn?”
“Zeer.”
“Als ik nu niks aan Brigitte had verteld, zou je dan met me vrijen?”
“Dat weet ik niet. Waarschijnlijk niet.”
“Vanwege Sander?”
“Ook. En ik heb geen zin in gezeik. Seks leidt meestal tot gezeik.”
“Is dat zo?”
“Roger, ik vind dit niet verstandig.”
“Je huid is zo zacht.”
“Maak het niet moeilijker dan het is. Ik probeer me in te houden.”
“Ik vind dat je respectvol met me omgaat. Dat waardeer ik.”
“Ik doe mijn best.”
“Ik had het niet moeten vertellen.”
“Maar je hébt het verteld.”


A. Dautzenberg

A.H.J. Dautzenberg. foto Maartje van der Moer

Van A.H.J. Dautzenberg (Heerlen, 1967) verschijnt in november bij Uitgeverij Atlas Contact De dag dat de gieren buigen.