De mens trekt naar de stad, de roman neigt naar het dorp, constateert YANNICK DANGRE. Van tachtiger Siebelink via veertiger Van Mersbergen tot twintiger Rijneveld: het platteland leeft, de provincie is hip.

Wie vindt dat de steden in Nederland en België al overbevolkt en onbetaalbaar zijn, zet zich maar beter schrap: tegen 2050 zal tweederde van de wereldbevolking in steden wonen. Die evolutie moet ons niet verbazen, we lezen immers niet anders dan dat streken als Twente ontvolken terwijl de Randstad of de Vlaamse Ruit door het dak gaan.

Geheel in lijn daarmee is de aandacht in de media voor wat ik gemakshalve, en zonder enige negatieve connotatie, ‘het platteland’ zal noemen erg beperkt. Nieuws wordt gemaakt in de grote steden en je zou er bijna automatisch aan toevoegen: het is bedoeld voor en gaat over die grote steden. Krantenredacties, televisiestudio’s, de politieke hoofdkwartieren, de zetels van bedrijven, ze zitten knus bijeen in de Randstad en bedienen vooral die Randstad. Er moet bij wijze van spreken al een aardbeving of lustmoord plaatsvinden voor een verslaggeversploeg naar de provincie trekt, of het zou voor een item over een schattig, provinciaal-exotisch fait divers moeten zijn. Sommige kranten hebben regionale pagina’s, het bestaan ervan alleen al zegt voldoende over de verhoudingen en de methodiek van denken.
De grootstedelijke context domineert het maatschappelijk discours, maar is dat ook zo in de altijd, mits ze op haar best is, dwarse literatuur?
Kijkend naar de romans die het afgelopen decennium zijn verschenen, kunnen we niet anders dan vaststellen dat het platteland opvallend aanwezig én succesvol is. Boven is het stil van Gerbrand Bakker, Dorsvloer vol confetti van Franca Treur, Jij bent van mij van Peter Middendorp, het Libris-winnende De heilige Rita van Tommy Wieringa, Het smelt van Lize Spit, De ommelanden van Elvis Peeters in Vlaanderen, ze vormen maar een greep uit de talrijke literaire bestsellers waar het platteland niet alleen een essentiële rol speelt maar ook zodanig wordt gethematiseerd.
Het is geen fenomeen van nostalgische auteurs van middelbare leeftijd, ook bij de jongste generatie leeft het thema volop. De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld, Wormen en engelen van Maarten van der Graaff, Birk van Jaap Robben, Kerkhofblommenstraat van Lara Taveirne, De seingever van Ann De Craemer spelen zich alle af in een dorpse en/of afgelegen omgeving, die voor een belangrijk deel het denken en handelen van de hoofdpersoon bepaalt. Overigens staan genoemde jonge snaken daarmee in schril contrast met een ander deel van hun generatie, zoals Niña Weijers, Hanna Bervoets, Nina Polak of Joost de Vries, wier boeken zich veelal afspelen in een hedendaags, intellectueel en stedelijk milieu.
Maar toch: terwijl je zou verwachten dat jonge schrijvers vooral urbane romans produceren, bestaat er dus duidelijk een tegenbeweging, die bovendien ruime weerklank vindt bij de lezer. Van de tachtiger Jan Siebelink via de veertiger Jan van Mersbergen tot de twintiger Rijneveld, het platteland leeft. Hoe komt dat? Hoe is de provincie plots literair zo hip geworden?
Een belangrijke verklaring is ongetwijfeld dat we, zoals men het zo graag uitdrukt, in ‘verwarrende tijden’ leven. Mensen zijn op zoek naar houvast, en precies dat lijkt de stad niet te bieden. Voortdurend komen er nieuwe en meer inwoners, buurten verloederen of (veel vaker) gentrificeren razendsnel door de grote vraag, koffiebars komen en gaan, kortom alles is voortdurend in beweging, en daardoor onzekerder.
De provincie is een stuk minder veranderlijk. Of we het nu over echt rurale omgevingen hebben, waar de natuur en/of de religie het ritme van het leven bepaalt, of over het oerklassieke Vlaamse dorp met zijn ene slager, ene café en zijn honderd roddels, alles is er toch net dat tikje stabieler dan in de grootstad. Naar die stabiliteit verlangen veel mensen in een wereld waarin de dingen te snel gaan, en waarin het digitale universum hen nog extra opjaagt.
We moeten daarbij aantekenen dat het natuurlijk een illusie is om te denken dat het platteland dat verlangen kan invullen. Dat beseffen lezers ook wel, en schrijvers nog veel meer. De landelijke gemeenschappen die ze opvoeren vormen immers zelden of nooit een bron van rust, integendeel. Het dorp en het gezin zijn een voortdurende oorzaak van tensie, eenzaamheid, zwijgzaamheid binnenshuis en de eeuwige angst voor roddels buitenshuis. Verstikkende familieverhoudingen, beklemmende religie, een gevoel van gevangenschap en achtergesteldheid zijn vaak ingrediënten in deze romans. Bijna altijd ligt juist de spanning met de stad en de wereld (om het pauselijk te zeggen) aan de oorsprong daarvan. Het platteland biedt meer houvast – zij het een beklemmende houvast.
Die paradox zit steevast in dit soort boeken. Het dorp is een bron van ongeluk, maar juist ook een enclave van geluk en rust. Hoewel het streven van de hoofdpersoon er vaak in bestaat om uit zijn of haar eigen benauwende omgeving te ontsnappen, wordt die omgeving tegelijk liefdevol neergezet. Of het nu gaat om vreemdelingenhaat, religieus geïnspireerde preutsheid, alcoholisme of onomwonden domheid, niet zelden wordt er ook een andere zijde getoond en loopt het boek vol met personages die het – uiteindelijk – goed menen. Denken we maar aan de ondanks alle armoede en verslavingen immer jolige familie uit De helaasheid der dingen van Dimitri Verhulst, of zelfs aan de moordenaar uit Jij bent van mij van Peter Middendorp, een sympathieke man die in wezen uit een soort melancholie en ontsnappingsdrang een meisje doodmaakt. Ook bij de andere al genoemde auteurs blijken het telkens de omstandigheden en de gebreken van het eigen milieu die het gedrag van het hoofdpersonage bepalen. Je zou dan ook kunnen spreken van een soort ‘nostalgische verwerping’ van het platteland. Zowel voor de hoofdpersonages als de auteurs geldt: they love to hate it and they hate to love it.

Een andere reden waarom het platteland aan een literaire opmars bezig blijkt, is omdat het ‘actueel’ is. Waar de steden eigenlijk al twee decennia of langer ten prooi zijn aan globalisering, migratie en alle daaraan gelinkte problemen en opportuniteiten, dringen die evoluties pas zeer recent tot het platteland door. Ook daar verschijnen de laatste jaren migranten, Chinese winkels, buitenlandse multinationals en noem maar op. De wereld marcheert met andere woorden nu ook definitief het dorp binnen. Die transitie zorgt ervoor dat een grote groep mensen zich moet aanpassen aan de veranderde werkelijkheid; die even moeilijke als cruciale omschakeling is gefundenes Fressen voor een schrijver. Hoe hip, hot and happening de steden ook mogen zijn, de grootste veranderingen vinden vandaag, zowel praktisch als psychologisch, plaats in de landelijke gebieden, waardoor dat als thema veel pregnanter wordt.
De heilige Rita is misschien wel het beste voorbeeld op dat vlak. Wieringa’s roman gaat over een Twents dorp dat voor het eerst in zijn geschiedenis te maken krijgt met Chinese migranten, die moeizaam voet aan de grond krijgen in de lokale economie. Als lezer merk je de dubbelheid van dat gegeven. Enerzijds zorgen de grote veranderingen voor onzekerheid en problemen bij de oorspronkelijke inwoners, maar anderzijds vormen ze juist een bron van kansen. Zonder de nieuwe energie en de handelszaken die de inwijkelingen opstarten, zou het dorp (nog verder) doodbloeden. De jongeren ontvluchten immers hun geboortegrond, de gemeenschap van oude, verkalkte mensen die achterblijft kan niet overleven zonder nieuwe impulsen. Je kan er makkelijk een parabel in zien voor de toestand van het kwijnende Europa, tegenover de nieuwe, vitale krachten uit Azië en Afrika. Niet voor niets is ook Europa een literair thema bij uitstek dezer dagen.
In die hernieuwde aandacht voor het platteland speelt ongetwijfeld ook mee dat de mentale afstand tot de stad steeds groter wordt. Steden zelf gaan steeds meer op elkaar lijken, het echte onderscheid is dat met het platteland.
We hebben het dan niet alleen over het uniforme straatbeeld in pakweg Antwerpen en Amsterdam (Starbucks, McDonald’s, Zara, jongeren in dezelfde hippe kledingstijl), maar ook over de mentaliteit, hetgeen je steeds duidelijker weerspiegeld ziet in het politieke stemgedrag. Zowel in Nederland als in Vlaanderen kun je vaststellen dat stad en platteland fundamenteel anders denken over de (ideale) samenleving, en dienovereenkomstig stemmen. Er is zelfs een soort vijandigheid ontstaan: de provincie voelt zich in de steek gelaten door de zelfverklaard kosmopolitische stedelingen – niet zelden weggezet als ‘de elite’. Die toenemende tweespalt ondergraaft historische vanzelfsprekendheden en de sociale samenhang; in dat opzicht is het haast vanzelfsprekend dat jonge schrijvers ermee aan de slag gaan. Mensen als Treur, Rijneveld of Spit willen laten zien dat er ook nog een ander Nederland en Vlaanderen is dan datgene dat we in de media gepresenteerd krijgen, dat er grote landelijke gemeenschappen zijn waarmee de verbondenheid niet meer wordt gezocht (langs beide kanten overigens), waardoor de scheiding der geesten alleen maar toeneemt. Niet voor niets eindigt Paul Krüzen uit De heilige Rita als een paranoïcus en pleegt de ik-persoon uit Het smelt zelfmoord. Als waarschuwing kan het tellen: de kloof wordt te groot.
Terwijl de wereldbevolking zich groepeert in allle aandacht naar zich toe zuigende macro-steden laat de literatuur een tegenbeweging zien die zich richt op micro-bewegingen in de periferie. Die beweging kan opvallend en zelfs een tikje anachronistisch lijken, maar is, grondiger bekeken, heel logisch. Behalve dat de literatuur vooral haar dwarse en, waarom niet, avant-gardistische zelf moet blijven, dient zij vooral daar te zijn waar de wereld en de mens het ingrijpendst veranderen. Daar waar het samenleven pijn doet. Politiek en artistiek: het platteland is meer dan ooit the place to be.