dEus is de meest invloedrijke popgroep van Vlaanderen, maar adel verplicht. Op elke nieuw album moet de band zichzelf gedeeltelijk opnieuw uitvinden, vinden de fans, en hen tegelijkertijd behagen zonder behaagzuchtig te klinken.
door Leon Verdonschot
Begin volgend jaar verschijnt, met enige vertraging, het nieuwe album van dEus. Stel. Stel: dat is een album met geen enkel zwak nummer, met twee erg goede singles en verder acht herkenbare dEusnummers, die weliswaar nauwelijks iets nieuws bieden maar niettemin van een niveau zijn waar menige band alleen van kan dromen. Dan zou iedere dEusfan enorm teleurgesteld zijn. Gorki-zanger Luc de Vos, die zijn eigen band altijd de op-een-na-beste van Vlaanderen noemt, zou uithuilen op de schouders van de volledige muziekredactie van Humo.
Voor dEus ligt de lat namelijk hoger dan voor veel andere bands, en eigenlijk hoger dan voor élke band in de Benelux. Een album van dEus moet niet alleen heel goed zijn, de band moet ook zichzelf minstens gedeeltelijk opnieuw hebben uitgevonden en ons behagen zonder behaagzuchtig te klinken. Het is de prijs van het pionierschap. dEus geldt niet alleen als de beste band van Vlaanderen, maar ook als de meest invloedrijke. Dat is adel, en dat verplicht.
Frontman Tom Barman (1972, Antwerpen) van dEus weet het als geen ander. Bij het verschijnen van het voorlaatste album Pocket Revolution kreeg hij van een Duitse journalist een kritische opmerking over de eerste single. “Ik heb altijd van dEus gehouden omdat jullie zo onvoorspelbaar waren en ineens komen jullie met een simpele rocksong,” zei de journalist. Barman vroeg hem of hij dat had verwacht. Nee, antwoordde de journalist. Voilá, concludeerde Barman: dan was dEus dus nog onveranderd onvoorspelbaar.
Tegelijk zal Barman als geen ander weten dat zijn muziek nooit meer de impact zal hebben van de albums Worst Case Scenario (1994), In a Bar, Under the Sea (1996) en The Ideal Crash (1999), alleen al om de reden dat er toen nog nauwelijks muziek in Vlaanderen werd gemaakt die tegelijk zo ambitieus, zo grillig en zo commercieel succesvol was. Dat was bijzonder: een band die net zoveel invloeden van de Smashing Pumpkins als van Tom Waits verraadde, en dat van eigen of (voor Nederlanders:) nabije bodem. Vlaamse muziekliefhebbers konden er elke discussie met hun noorderburen mee doodslaan: “Maar wíj hebben dEus!”
Inmiddels is een hele generatie bands ontstaan die door dEus is beïnvloed. De band van oprichter Barman maakte duidelijk dat het kan: veel vrienden maken zonder altijd vriendelijk te zijn. Zelfs de ex-leden van de band werden beroemdheden. Ze verlieten de band en wilden in interviews nog wel eens laten doorschemeren dat het ego van Tom Barman zich moeizaam verhoudt tot andere ego’s, en begonnen hun eigen projecten.
Stef Kamil Carlens van Zita Swoon? Ex-dEus.
Danny Mommens van Viva La Féte? Ex-dEus.
Tim VanHamel, vroeger van Evil Superstars en Millionaire en nu solo? Ex-dEus.
Waren het serieuze aderlatingen, die vertrekkende bandleden? In het geval van Carlens wel, is het algemene oordeel. Met hem verdween een deel van de grilligheid uit de band, en de strijd. Weliswaar haalde Barman later Mauro Pawlowski binnen, een van de grootste muzikale talenten van Vlaanderen en op het podium nog charismatischer dan hijzelf, maar die kwam toen al lang was uitgemaakt wie de dienst uitmaakte bij dEus.
Er is een documentaire over Tom Barman gemaakt, in december te zien op Canvas. De titel: Tempo of a Restless Soul. Want rusteloos is hij, en serieus ook. Tom Barman belichaamt wat zijn grootste fan Luc de Vos ooit zei over Vlaamse popmuziek: “In Nederland moet popmuziek vooral gezellig zijn. Een hobby. Je gaat volleyballen en je gaat naar een bandje kijken. Vergeleken daarbij speelt de popmuziek zich bij ons af op het snijvlak van leven en dood.”
“Als ik ergens aan begin, wil ik winnen,” zei Barman jaren geleden in een interview. Toen hij in het avondvullende VPRO-programma Zomergasten zat, toonde hij zich een enthousiaste kunstliefhebber, die met genoegen extreem lange fragmenten liet zien. Tegelijkertijd heeft hij in interviews ook laten merken dat zijn afkeuren net zo sterk zijn als z’n voorkeuren. “Zo’n kakband als de Fun Lovin’ Criminals. De nummers die zij maken, schrijf ik in een middag.” Al bestrijdt hij een geëngageerde kunstenaar te zijn, engagement heeft hij wel degelijk. Zijn debuut als filmregisseur, Anyway the Winder Blows (2003), was een ode aan zijn Antwerpen, zijn stad, die hij in 2006 met enorme concerten tegen intolerantie probeerde te behoeden voor een Vlaams Belang-bestuur.
De documentaire over Barman moest over de mens Barman gaan, maar behandelde vooral de bandleider. Want zoals dEus vooral bestaat door Barman, zo lijkt Barman vooral te bestaan door dEus. Hij is muzikant, en zijn leven heeft zich daar omheen gevouwen. Al nuanceerde hij het begrip ‘muzikant’ vier jaar geleden in een interview: “Een muzikant drukt zich uit met zijn instrument. Ik druk me niet uit met mijn gitaar, maar met mijn stem. Maar dat ik zanger ben, krijg ik ook niet makkelijk over de lippen. Ik denk dat ik vooral songschrijver ben.”
dEus speelt 4 september op Festival Bruis in Maastricht.
dEus, met links Mauro Pawlowski en rechts Tom Barman. foto Charlie De Keersmaecker