Het teruggekeerde nationalisme verschaft de dit jaar verschenen Encyclopedia of Romantic Nationalism in Europe de hoogste actualiteit. PAUL VAN DER STEEN sprak met samensteller Joep Leerssen. “Het is geen verhaal dat ik bij DWDD met één grafiekje en een soundbyte kwijt kan.”

Toen de jonge letterkundige Joep Leerssen ooit voor het stoffige en gedateerde thema nationalisme koos, druiste dat in tegen elke universitaire trend. Maar de tijdgeest veranderde snel. Toen hij tien jaar geleden de Spinozapremie won, de meest prestigieuze wetenschapsprijs in Nederland, was de belangstelling voor nationalisme al groot.

Nu, bij de publicatie van de Encyclopedia of Romantic Nationalism in Europe, het omvangrijke project dat hij met het prijzengeld van 2008, anderhalf miljoen euro, tot stand bracht, is die interesse nog verder gegroeid. Leerssen vindt het vooral “enorm frustrerend. Iedereen roept: o, wat ben jij met iets actueels bezig. Dat is leuk voor de publiciteit. Maar wat heb je daaraan? Iedereen, die zich uitkleedt in een realityshow, krijgt publiciteit. Nationalisme is een enorm beladen onderwerp, voer voor heftige politieke discussies. Daarbij willen mensen alleen maar eenvoudige antwoorden hebben. Die geef ik niet. Ik kom met complexe verklaringen, laat zien hoe lastig het was. Hoeveel factoren een rol speelden. Ik denk wel dat ik bepaalde modellen heb ontwikkeld die een grote verklarende kracht hebben. Maar het is geen verhaal dat ik bij De Wereld Draait Door met één grafiekje en een soundbyte van twintig seconden kwijt kan.”

Toch mengt Leerssen zich af en toe in het actuele debat. Afgelopen oktober wond hij zich in een opinieartikel nog op over de wijze waarop politici als Thierry Baudet bij herhaling koketteren met extreemrechts om hun opmerkingen daarna terug te trekken. In hetzelfde artikel hekelde hij een campagneposter van de VVD, ‘In Rotterdam spreken we Nederlands’. “Ik probeer dan de implicaties van zulke uitingen uit te leggen. Dat is nodig. Maar het gevaar is dat je als kniesoor of politiek hystericus wordt weggezet. Mensen zien het niet of relativeren: ach, toffe jongens, laten we nu gewoon rustig doen. Ondertussen gaat het steeds verder: nationalisme wordt als een salami opgediend, steeds weer een nieuw schijfje.”
Leerssen ontvangt op zijn etage in het voorhof van kasteel Mheer, waar de in Utrecht woonachtige hoogleraar Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam veel weekenden doorbrengt. Verwacht geen pracht en praal of een hippe loft. Leerssen lijkt vooral lekker te willen leven en werken op deze plek. Wetenschappelijke literatuur en Marc Sleens Nero-stripalbums liggen vrolijk door elkaar, tot op de tafeltennistafel.

Joep Leerssen (Leiden, 1955) groeide vanaf zijn derde op in Maastricht en Mheer, een dorp in het Heuvelland waar hij nog steeds piccolo speelt in de harmonie. Over drie jaar bestaat het gezelschap 200 jaar, het jubileumboek zal worden geschreven door de Spinozaprijswinnaar.

Het gemeenschapsgevoel in Limburg bevalt hem. “Misschien bekijk ik het door een roze bril, maar alleen al het dialect roept dat op. Dat zorgt ervoor dat rangen en standen wegvallen.” Tegelijkertijd hekelt hij de “herprovincialisering” van Limburg. “Op het gebied van identiteit is het heel zelfgenoegzaam geworden. In de jaren zeventig, tachtig gebeurden interessantere dingen. Toen schuurde het tussen een plaatsjesboekachtige, idyllische uitstraling en een totale ontwrichting als gevolg van de mijnsluitingen. Dat gaf de Limburgse identiteit een heel scherp randje. Dat is weg. Limburgers zijn consumenten geworden.”

Joep Leerssen: “Ik werd een verstrooide professor. Iemand die alles kon vertellen over koorzang in Tallinn, maar niet meer wist welke kleren zijn vrouw gisteren droeg op een feestje.”

Bij de Encyclopedia of Romantic Nationalism in Europe had Leerssen oorspronkelijk een boekwerk in zijn hoofd dat alle, over specialisten in alle hoeken van Europa verspreide kennis bij elkaar zou brengen. Het werd veel meer. Naast twee kloeke delen (ruim vier kilo boek) is er een site waar alles te vinden is met allerhande onderlinge verwijzingen. “Tien jaar geleden kon ik niet vermoeden welke enorme vlucht de digitale media zouden nemen. Dat maakt het ook mogelijk om patronen en netwerken heel exact in beeld te brengen, zoals voorheen enkel mogelijk was in economische en sociale wetenschappen.”

Een van de belangrijke inzichten die dat opleverde: “Romantiek en nationalisme waren niet het gevolg van maatschappelijke veranderingen. Daarvoor plopten ze op te veel en te verschillende plaatsen vrijwel tegelijkertijd op. Ze waren andersom ook niet per se de uitingen die de veranderingen uitlokten. Je ziet wel hoe andersoortige, vaak technologische revoluties grote invloed hadden op het ontstaan van het romantisch nationalisme. Nieuwe drukmethodes die massamedia met een enorm bereik mogelijk maakten. Het opengaan van kloosterbibliotheken waardoor gespecialiseerde wetenschappers er aan de slag konden. De uitvinding van de verftube, waarna schilders met hun ezel het land op konden.”

Zijn project kan “ietwat antiquarisch overkomen”, weet Leerssen. “Allemaal leuke fondantkleurige plaatjes uit de 19e eeuw, Eftelingachtige sprookjes van Grimm, symfonieën van Sibelius, dat soort dingen. Maar wat ik probeerde in kaart te brengen was het genoom, het DNA van de ideologie die nu de politieke werkelijkheid bepaalt.”

Van de grote ideologieën van de negentiende eeuw, het marxisme, het liberalisme en het conservatisme, is het nationalisme de meest succesvolle gebleken, zegt hij. “Je zag het in 1914. De arbeideristische socialisten dachten dat er nooit een wereldoorlog kon komen, omdat arbeiders zo solidair met elkaar waren. Toch kropen ze de loopgraven in om tegen elkaar te vechten.”

Ruim honderd jaar later leven we in “een soort postideologisch klimaat, waarin die grote doctrines weinig zeggingskracht meer hebben” – behalve het nationalisme. Dat lijkt springlevend, “omdat het een vloeibare, flexibele ideologie is, die met alle winden kan meewaaien. Het nationalisme heeft veel drastische aardverschuivingen overleefd: twee wereldoorlogen, een Koude Oorlog, de opkomst van de computer, de opkomst van de sociale media. Het nationalisme is eigenlijk een soort meta-ideologie, die op andere ideologieën meelift. Iemand kan een nationalistische conservatief zijn, een nationalistische christendemocraat. Daarin schuilt de grote, gevaarlijke kracht.”

Opmerkelijk is dat het huidige nationalisme minder historistisch is dan dat van vroeger. “Balkenende met zijn pleidooi voor een VOC-mentaliteit was nog moeiteloos te herleiden tot de schoolplaten van Isings, het boekje Kun je nog zingen, zing dan mee en de protestantse cultus rond Jan Pieterszoon Coen en De scheepsjongens van Bontekoe. Dat klassieke historisme zie je niet bij Wilders of Baudet. Het repertoire van de huidige generatie grijpt vrijwel altijd terug op de jaren vijftig en zestig. Terug naar een stabiele wereld met de snorrende kachels, een tijd van voor de immigratie en de globalisering, toen geluk nog heel gewoon was. Wat begon als jeugdsentiment, wordt nu politiek gebruikt. Tot aan hoogoplopende debatten over Zwarte Piet.”

Volgens Leerssen is het nieuwe nationalisme hedonistisch. “De gedachte dat je je eigen levensvervulling ondergeschikt maakt aan het heil van de natie, dat je je leven geeft als soldaat, al die corporatistische ideeën zoals je ze hier tot aan WOII had, zijn in Amerika nog sterk maar in Europa een stuk minder. Hier heb je Thierry Baudet met zijn vleugel en zijn vakantiefoto’s. Wat bleef, is het demoniseren van vreemdelingen, van de ander.”

De keerzijde van zo’n op alle mogelijke manieren te gebruiken ideologie is het gebrek aan samenhang. “Om die reden is het nationalisme ook vele malen effectiever in de oppositie dan in de regering. Waar nationalisten in de regering zitten, doen ze alsof ze in de oppositie zitten. Trump doet nog steeds alsof hij nog president moet worden. Als ze echt verantwoordelijkheid moeten nemen, vertrekken ze. Zoals Boris Johnson toen hij zich moest binden aan het Brexit-voorstel van Theresa May.

Het samenstellen van de Encyclopedia of Romantic Nationalism in Europe was een monsterklus. “Hoe vaak ik de afgelopen jaren ’s ochtends om vier uur wakker werd en dacht: waar ben ik aan begonnen? Ik was bezig het IJsselmeer leeg te scheppen met een theelepeltje. Echt een ongelofelijke paniek: komt dit ooit af?”

Ja, dus. Intussen begon Leerssen als samensteller/eindredacteur samen te vallen met zijn magnum opus. “Je frituurt je hersenen een beetje. Het kortetermijngeheugen gaat achteruit. Ik werd een verstrooide professor. Iemand die alles kon vertellen over koorzang in Tallinn, maar niet meer wist welke kleren zijn vrouw gisteren droeg op een feestje. Je wordt monomaan.”

Was het dat offer waard? Soms was er de twijfel. “Dan dacht ik: Ben ik de excuus-Joep? Ik doe het nationalisme in mijn eigen reservaat, intussen kan de rest verder met wat ze echt leuk vinden: het Rijksmuseum, het grote erfgoed, het tamboereren op de Nederlandse identiteit. Als ik zeg: jullie zijn bezig met een 19e-eeuws antwoord op een 21e-eeuws probleem, komt dat absoluut niet aan. Bij bepaalde institutionele kringen misschien, maar om nu te zeggen dat je hiermee een Robbert Dijkgraaf wordt? Nee.”

Niet dat hij dat per se wilde, “maar een beetje invloed zou fijn zijn. Het heeft waarschijnlijk zijn tijd nodig. Het is niet zo dat iedereen deze encyclopedie voor Sinterklaas krijgt en dat daarna nooit meer iemand dom zal zijn. Zo werkt het niet. Ik hoop wel dat mensen die in de toekomst het nationalisme gaan bestuderen dit mee aan boord nemen, en dat het over een langere duur een zekere invloed uitoefent. Dat het doorsijpelt in het beleid van de premiers van over honderd jaar, omdat ze deze kennis als bagage hebben meegekregen.”

Encyclopedia of Romantic Nationalism. Amsterdam University Press, 269 euro. ernie.uva.nl