Louis Andriessen, dit jaar vijfenzeventig, is Nederlands bekendste hedendaagse componist. In augustus wordt in Duisburg voor het eerst sinds 1989 zijn muziektheaterstuk De Materie op de planken gebracht. Een gesprek over ritme en extase, lichaam en geest, regels en onkenbare wetjes. “Van mij mag je het intuïtie noemen. Of verbeelding. Of fantasie. Allemaal woorden die helemaal uit de mode zijn.”
De Materie begint met 144 harde, elkaar steeds sneller opvolgende hamerslagen. “Dat is puur ritme,” zegt Louis Andriessen. “Natuurlijk geeft een klap op een met ijzer beslagen houten kist ook boventonen, maar ik zou je afraden dat harmonieën te noemen.”
Na zo’n opmerking kijkt Andriessen je aan met een lichte glimlach en een twinkeling in zijn ogen. Je hebt een seconde om hem tegen te spreken, dat mag, maar als je de kans niet grijpt, springt hij over op een ander onderwerp of barst hij los in een anekdote.
Onstuitbare ritmes, hoekig en jazzy, zijn vanaf de jaren zeventig het handelsmerk van Louis Andriessen. Laatst reed ik met zijn muziek op de cd over de snelweg. De adrenaline kwam op gang, ik ging steeds harder, ik begon onverantwoord in te halen. Misschien zou sommige muziek in de auto verboden moeten worden.
Wie na de 144 hamerslagen nog nergens tegenaan gereden is, ontdekt dat er in De Materie veel meer te beleven valt. In het tweede deel roepen etherische klanken een sfeer van mystiek en extase op. In het derde deel danst Mondriaan de boogiewoogie. Inhoudelijk is het een uiterst ambitieus stuk: het gaat over de tegenstelling tussen het materiële en het immateriële, het lichaam en de geest, de kennis en de liefde.
Tijdens de Ruhrtriennale 2014 wordt De Materie voor het eerst sinds 1989 weer scenisch uitgevoerd, in een regie van collega-componist en theatermaker Heiner Goebbels. Het is de première van het muziektheaterfestival, een van de grootste van Europa (zie ook pagina 6 van dit nummer).
Het appartement van Louis Andriessen ligt aan de Keizersgracht, hartje Amsterdam, maar binnen is het verrassend stil. Het is er ook opmerkelijk leeg, in aanmerking genomen dat hij er al tientallen jaren woont. Een opgeruimde geest in een opgeruimd huis.
De Materie wordt vaak gezien als een mijlpaal in uw oeuvre. Hoe ziet u dat zelf?
“Componisten denken niet zo. Dat is een afstand die je niet wilt nemen. Het is een beetje zoals met kinderen die je krijgt. Je kunt dit of dat willen, maar uiteindelijk zijn ze zichzelf.”
“Wel heb ik in dit stuk geprobeerd twee dingen te verenigen die tot dan toe in mijn werk naast elkaar bestonden. Aan de ene kant componeerde ik filmmuziek en theatermuziek: voor Lodewijk de Boer, voor toneelgroep Baal, toneelgroep Sater, van die rare, linkse, woeste toneelgroepjes. Dat waren een soort kleine operaatjes, weliswaar met veel gesproken woord, maar toch avondvullend. Daar deed ik misschien drie weken over. Daarnaast waren er de Grote Stukken, al dan niet voor symfonieorkest. Daar was ik één of twee jaar mee bezig. Dat waren twee gescheiden werelden. ‘Vulgaire muziek’, zoals dat toen heette, schreef je niet voor grote bezetting. In De Materie komen die twee werelden voor het eerst bij elkaar. De jazz-zangeressen in het derde deel zingen een soort close harmony. In het tweede deel, over de dertiende-eeuwse mystica Hadewijch, zit iets vergelijkbaars, maar dan klinkt het ineens middeleeuws.”
Is De Materie een politiek stuk, net als bijvoorbeeld Reconstructie uit 1969 met Harry Mulisch, Hugo Claus, Reinbert de Leeuw, Misha Mengelberg, Peter Schat en Jan van Vlijmen.
“Nee, dat denk ik niet. Alleen dát je zo’n stuk wilde maken en dat je níet ging werken met de gevestigde, gesubsidieerde instituten, dát was politiek. In de tijd van Reconstructie waren er helemaal geen ensembles voor dit soort muziek. Het hele orkest bestond uit freelance-muzikanten. Wij wilden dat er twee keer zoveel geld kwam en dat het anders verdeeld zou worden. Dat is het begin geweest van de ensemblecultuur in Nederland. Een jaar of twintig, vijfentwintig is dat heel goed gegaan. Nu niet meer, met al die yuppen in de regering.”
De Materie is een heel Nederlands stuk.
“Dat was vanaf het begin de bedoeling. Het moest een groot stuk over de Nederlandse cultuur worden. Ik wilde al veel langer iets doen met Hadewijch. In het visioen dat in deel twee zit, beleeft ze op zeer fysieke manier de mystieke liefde. En ik wilde iets met de revolutionaire veranderingen in Nederland in de zeventiende eeuw, de opwinding die je ziet in de bezwete, dronken koppen in de schilderijen van Frans Hals. Dat is het stuk over de scheepsbouw geworden in het eerste deel.”
Het stuk bevat zeer uiteenlopende teksten die u heel zorgvuldig lijkt te hebben uitgekozen. Welke rol spelen die teksten bij het componeren?
“Die vraag is heel moeilijk te beantwoorden. De muziek komt niet alleen voort uit de tekst, maar ook uit de structuur van het stuk. En die bepaalt ook weer de tekst die je kiest. Ver daarvoor ligt dus al het nadenken over de algehele vorm.” Andriessen schudt quasi-mistroostig het hoofd: “Dat is veruit het ergste, want op dat moment heb je helemaal niks! Ik wilde bijvoorbeeld vier gelijke delen, maar waar begin je dan? Het had tot gevolg dat het getal 10 essentieel werd in De Materie, want 1+2+3+4 is, zoals je weet, 10. Dan gaan er allerlei raderen draaien. Wat ik bij het componeren al niet geteld heb! Zo is het geen toeval dat alle delen ongeveer 25 minuten duren, want 4×25 is 100 en 100 is weer 10×10.”
Daarmee verschuift de vraag: welke rol spelen dan die getallen bij het componeren? Het deel over Hadewijch is gebaseerd op de getalsverhoudingen in de plattegrond van de kathedraal van Reims. Maar wij, luisteraars, horen dat niet.
“Zo’n systeem is prettig om de verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor wat je opschrijft. Bijna alles wat ik doe, kan ik uitleggen.”
Maar is dat niet, als puntje bij paaltje komt, een heel willekeurig spel met cijfers?
“Nee, het is niet willekeurig, omdat ík het kies. En daar heb ik allerlei redenen voor die ik zelf niet ken. Dat is inherent aan de kunst en daar moet je heel dankbaar voor zijn. Anders was ik wel wetenschapper geworden. Waarom een akkoord nu juist door dat ene akkoord gevolgd moet worden? Vraag het me niet. Maar als het een ander akkoord is, is het wel fout. Dat is wetenschap, compositorische wetenschap. Dat kun je niet met wetjes onderbouwen. Die wetjes zijn er wel, maar die kennen we niet. ‘De schoonheid dien je te beminnen’, zoals mijn vader zou zeggen. Je mag onderzoek doen, maar je moet aanvaarden dat je sommige dingen niet begrijpt.”
Dus het is uiteindelijk de intuïtie die de doorslag geeft?
“Van mij mag je dat intuïtie noemen. Of verbeelding. Of fantasie. Allemaal woorden die helemaal uit de mode zijn.”
Kunt u al iets zeggen over de enscenering van De Materie in Duisburg in augustus?
“Buitengewoon leuk dat onze vriend Heiner Goebbels dat gaat doen. Ik ken hem al heel lang. In de jaren zeventig richtte hij het ‘Sogenanntes linksradikales Blasorchester’ op. Met De Volharding hebben we een keer op een door hem georganiseerd festival opgetreden. Daarna zijn we elkaar nog regelmatig tegengekomen. Wat ik van hem gezien heb, vond ik heel goed, dus ik heb er het volste vertrouwen in.”
Hebt u niet de neiging zich een beetje met de enscenering te bemoeien?
“Nee hoor. Je moet dat niet willen controleren.”
En de muzikale kant van de zaak?
“Ja, dan mag ik wel een grote mond opzetten. Maar ik denk niet dat het nodig is. Een componist moet vooral zorgen dat er geen fouten in de partituur zitten. En dat is al moeilijk genoeg. Zal ik je een sterk verhaal vertellen? De Franse dirigent Ernest Bour, een ontzettende pietje precies, dirigeerde een keer een stuk van mij. Hij haalde allemaal fouten uit de partituur. En hij had elke keer gelijk. Toen vertelde hij dat hij kort daarvoor ‘voor de zekerheid’ de gedrukte partituur van Daphnis et Chloë van Ravel nog eens nagekeken had. Hij had er meer dan duizend fouten uitgehaald! Niet de noten zelf, maar boogjes, dynamische tekens en zo.”
Duizend?
“Duizend!”
Louis Andriessen kijkt me aan alsof hij ze er alle duizend eigenhandig in heeft gezet.
Louis Andriessen – De Materie. Tijdens Ruhrtriennale 2014 op 15, 16, 17, 22, 23 en 24 augustus. www.zuiderlucht.eu/events/naar-de-ruhrtriennale
Louis Andriessen werd in 1939 in Utrecht geboren als zoon van de Nederlandse componist Hendrik Andriessen. Hij volgde lessen bij zijn vader, Kees van Baaren en Luciano Berio. Vooral in de jaren zestig en zeventig nam hij krachtige linkse posities in. In plaats van composities voor het traditionele symfonie-orkest schreef hij stukken met veel blazers en veel slagwerk voor eigen ensembles, zoals Hoketus en De Volharding. De Materie (1989) luidde een reeks grote muziektheaterstukken in, waaronder Rosa en Writing to Vermeer, beide in samenwerking met Peter Greenaway. Andriessens muziek vertoont een zekere verwantschap met de Amerikaanse minimal music, maar is vaak complexer en tegelijkertijd rauwer. In 2013 schreef hij Mysteriën – toch nog voor het Concertgebouworkest.