Binnen een half jaar leverde Bert Natter twee romans in bij zijn uitgever. Remington gaat over een vader en een zoon, samen onderweg naar een rauwe ontknoping. Goldbergis een vuistdikke, fictionele biografie over de gelijknamige klaviervirtuoos, bekend van de naar hem genoemde ‘variaties’ van Bach. “Door de dood van mijn broer ben ik romanschrijver geworden.”

Goed verhaal, dat van die schrijver wiens werkkamer wegens een lekkage een tijdlang onbereikbaar is! Van de weeromstuit begint hij beneden op de bank aan een novelle. Vier weken later is die, uitgedijd tot een roman, klaar. Dan haalt het boek de longlists van twee belangrijke literatuurprijzen, ECI en Libris.

Bij een goed boek hoort een goed verhaal, publiciteit moet je zelf opwekken. Toen het met Joe Speedboot mis dreigde te gaan, vroeg Tommy Wieringa aan zijn vrienden om het boek bij boekhandels in den lande te bestellen en zo die suffe boekhandelaren wakker te schudden. Peter Buwalda verspreidde het verhaal dat hij zichzelf vier jaar had opgesloten om zijn debuutroman Bonita Avenue te schrijven. Toen het uit was, werden tientallen exemplaren bij boekhandels door onbekende onverlaten verscheurd.

Beide boeken haalden enorme verkoopcijfers. Of er een verband is tussen deze door de schrijvers zelf verspreide urban myths en het kassucces dat erop volgde?

De schrijver van het lekkend dak is Bert Natter. Hij moet hartelijk lachen om de vergelijking met de publiciteitsstunts van Wieringa en Buwalda. Vooralsnog kan hij alleen maar dromen van de verkoopcijfers van die twee. Er is nóg een verschil, zegt hij. Zijn verhaal klopt. Hij staat op en wijst naar het nu smetteloos witte plafond. “Hier zaten gele en bruine vochtvlekken, daar druppelde het water naar binnen. Toen de aannemer de gipsplaten en een deel van het dak had verwijderd, lag het materiaal van Goldberg op een plek in de kamer waar ik niet meer bij kon. Toen ben ik inderdaad beneden gaan werken. Zo is Remington ontstaan, in vier weken, dat klopt.”

Bert Natter: “Van Goldberg weet niemand iets. Het enige interessante aan hem zijn die Variaties.” foto Zuiderlucht

Bert Natter: “Van Goldberg weet niemand iets. Het enige interessante aan hem zijn die Variaties.”
foto Zuiderlucht

Bert Natter (Baarn, 1968) vlijt zich, armen gespreid over de rugleuning, neer op de rode bank in zijn inmiddels vochtvrije werkkamer. Ik zit tegenover hem in een hoge leesstoel. Tussen ons in een tafeltje met verse koffie en amandelkoekjes, om ons heen vier wanden met duizenden cd’s en dvd’s. Muziek en film. De boeken staan bij zijn werktafel, in de woonkamer en op de slaapkamer.

Opvallend genoeg komt in Goldberg, een on-Nederlandse baksteen van 630 pagina’s, meer popmuziek voor dan klassiek. Natter is een muziekliefhebber, een omnivoor, maar speelt zelf geen instrument. “Ik heb ooit geprobeerd gitaar te spelen, ik vond het… vervelend. Ik wilde meteen Jimi Hendrix zijn, of Pete Townshend, en niet eindeloos studeren. Ik denk ook niet dat ik heel goed was geworden. Ik ben niet erg muzikaal, zoals mijn vrouw, die kan meteen een liedje spelen op de piano. Ik kan wél horen of iets goed is of niet, dat wel.”

Tussen die met cd-kasten beklede wanden prijkt ook een metertje cd’s met diverse uitvoeringen van de Goldberg Variaties. “Een deel had ik al, hoor. De andere heb ik later gekocht, toen ik met het boek bezig was. En dan heb ik er nog een aantal op de computer. Ik heb ook een uitvoering op orgel, het is goed die muziek op allerlei manieren te horen.”

Goldberg is allesbehalve een klassieke historische roman. Het boek speelt zich af in 2020, de hoofdpersoon is een gesjeesde musicoloog die op zoek gaat naar het fenomeen Johann Gottlieb Goldberg (1727-1756), de klaviervirtuoos die zijn aan melancholie lijdende broodheer graaf Von Keyserlingk ‘s avonds tot rust zou hebben gebracht met het spelen van een door Bach gecomponeerd stuk voor klavier, later beroemd geworden als de Goldberg Variaties.

In 2000, het 250e sterfjaar van de componist, leest Natter de Bach-biografie van Christoph Wolff en voelt iets wringen. “Wolff baseert zich op een eerdere biografie uit 1802, van Johann Forkel, die twee zonen van Bach heeft gekend. Wolff twijfelt maar bij één anekdote: die over Goldberg. Hij vraagt zich af waarom Bach die variaties niet naar graaf Von Keyserlingk heeft genoemd, zoals in die tijd gebruikelijk als je voor iemand een stuk schreef. Daarbij zou Goldberg te jong zijn geweest om die stukken te spelen. Hij was toen een jaar of veertien.”

Natter raakt gefascineerd door de mysterieuze Goldberg en denkt: “Hier zit een novelle in.” Op dat moment komt daar niks van, hij zal pas acht jaar later debuteren als romanschrijver. Literaire aspiraties waren er wel. Sinds zijn jeugd is hij bevriend met schrijver Ronald Giphart en tekenaar Jean-Marc van Tol, van de strip Fokke & Sukke, met wie hij samen in de schoolkrant zat van het Baarnsch Lyceum. Zijn romandebuut uit 1993 wordt nimmer uitgegeven. Niet goed genoeg, vond hij. “Het leek te veel op Giphart. Ik moest mijn draai nog vinden.”

Dat gebeurt jaren later, met een bizarre aanleiding: zijn broer sterft aan een hartstilstand. “Ervoor was ik uitgever, daarna werd ik freelance journalist. Wat veranderde, misschien alleen in mijn hoofd, was dat ik vóór zijn dood heel veel dingen tegelijk kon doen. Daarna werd dat veel moeilijker. Als freelance journalist nam ik nooit meer dan één opdracht aan. Ik denk dat door zijn dood ineens alles relatief werd. Ik was 32, ik dacht dat er nooit iets mis kon gaan. Het was vooral een concentratiekwestie. Gedurende de rouwperiode was een deel van mijn hoofd bezig met mijn broer. Ik merkte dat ik ineens veel moeite had op een kantoor te werken en allerlei verschillende dingen aan mijn hoofd te hebben. Als hij was blijven leven, was er niet zo’n cesuur geweest in mijn leven. Je zou kunnen zeggen dat ik door de dood van mijn broer romanschrijver ben geworden.”

In 2008 debuteert Bert Natter met het prijswinnende Begeerte heeft ons aangeraakt. Vier jaar later kwam Hoe staat het met de liefde, in 2015 waren er dus twee borelingen: Remington en Goldberg. Volgend jaar volgt Maanvissen (werktitel), over de nasleep van de Drie van Breda, een affaire uit het naoorlogse Nederland over drie Duitse oorlogsmisdadigers, geschreven vanuit het perspectief van een tweede generatie slachtoffer.

Wanneer het dak van zijn werkkamer is gerepareerd en de aannemer vertrokken, treft Natter de aantekeningen aan die een researchtrip heeft opgeleverd naar Dresden, de stad waar Goldberg, Bach en Von Keyserlingk elkaar ontmoet hebben. “Eigenlijk ben ik toen opnieuw begonnen. Ik had gedacht dat het leven van die Goldberg spannend genoeg zou zijn voor zo’n fictionele biografie. Zoals het leven van W.F. Hermans spannend genoeg is voor een dikke, tweedelige biografie. Maar van Hermans weet je dingen, je leest er als het ware naar toe. Van Goldberg weet niemand iets. Het enige interessante aan hem zijn die Variaties. De spanning zat niet in zo’n chronologische biografie, maar in de verhalen die ik eromheen had verzonnen.”

Hij voegt een in het heden spelend hoofdstuk toe aan het manuscript, bij zijn uitgeverij vinden ze het het beste van het hele boek. “Toen heb ik er een verteller aan toegevoegd, een musicoloog met een grote bek. Alle hoofdstukken van die chronologische biografie heb ik hier op de vloer gelegd. De beste scenes en de cruciale ontwikkelingen heb ik eruit gehaald, de rest kon weg.” Hoeveel dat was, wat weg kon? “Een bladzijde of vierhonderd”, zegt hij met een brede smile, “ongeveer twee keer de omvang van Remington.”

Alle hoofdstukken moeten worden herschreven, deels vanuit het perspectief van Bas Lesage, de musicoloog, die hij spelenderwijs losweekt uit 2020 en overhevelt naar de 18e eeuw waar hij hem Goldberg daadwerkelijk laat ontmoeten. “Gelukkig kan ik snel schrijven en bewerken. Zo’n ingreep lukt niet door me er eerst een voorstelling van in mijn hoofd te maken, zoals regisseurs dat doen. Ik krijg het alleen voor elkaar door het op te schrijven.” In zeven maanden is de klus geklaard. Hij hoeft het niet eens terug te lezen, hij weet dat het oké is. “Dat heb ik in de loop van zeven jaar geleerd, dat je voelt wanneer iets goed is.”

Schrijvenderwijs ontstaat ook de Hermansiaanse ontknoping. “Op enig moment gaat iets mis met een deel van een microfilm dat Bas heeft gestolen uit een archief, vanaf die scene begint het bewijs te verdwijnen. Daarna heb ik nog meer mislukkingen ingevoegd en ben ik het verhaal Hermansiaanse dimensies gaan geven. Ik heb het niet van tevoren bedacht, maar gaandeweg geïncorporeerd. Dan blijkt het nog beter te kloppen dan gedacht. Het is geen puzzel, maar een intuïtieve richting die je inslaat.”

Voor zijn nieuwe boek Maanvissen, opnieuw met veel geschiedenis, heeft hij aanvankelijk een opzet gemaakt in het computerprogramma Scrivener. “Alle informatie had ik erin gestopt. Toen gebeurde hetzelfde als vroeger, wanneer ik voorafgaand aan een boek zo’n enorm schema maakte. Dan denk je: en nu? Een dag later ben ik op de oude manier begonnen: zoekend en proberend. Het schrijven speelt zich af in je hoofd, niet in de computer. Vaak gaat het snel, het komt voor dat ik drieduizend woorden op een dag schrijf. Dat ik ‘s avonds iets heb gemaakt dat er ‘s ochtends nog niet was, dat maakt me blij. Dat is voor mij schrijven.”

Fragment uit Goldberg;

Psychose

Er wordt aangebeld. Een koerier met een pakketje van de douane van de Republiek Nieuw Saksen. Ik moet ouderwets tekenen, niet op een schermpje, maar echt op papier en de koerier mag me het pakje alleen geven als hij een foto van mijn paspoort heeft gemaakt.

Het blijkt mijn telefoon te zijn. Hij is heel zwaar en er zit zowaar nog leven in, zie ik als ik weer op de bank ben gaan liggen.

Alle foto’s en filmpjes zijn verdwenen, alsof ik staatsgevaarlijke zaken heb gefotografeerd. Ik geloof net dat ik nu nog één bewijs in handen heb voor… voor wat eigenlijk? Voor het feit dat ik in een milde psychose totaal geobsedeerd raakte door een historische figuur?