Jean-Michel Basquiat geldt als de bad boy van de jaren tachtig-kunst. Zijn werk wordt gekleurd door zijn turbulente leven en vroege dood. De tentoonstelling Basquiat: The Artist and His New York Scene in SCHUNCK* werpt licht op de kunstenaar die hij al was voordat hij een ster werd.

Jean-Michel Basquiat zou dit jaar 59 zijn geworden. Bij zo’n constatering dringt zich de vraag op wat er van hem zou zijn geworden. Zou hij nog steeds rauw expressionistische doeken schilderen? Of zou hij zich opnieuw hebben uitgevonden en een andere weg in zijn geslagen, misschien zelfs een heel ander medium hebben gekozen? Zou hij stilletjes van het toneel zijn verdwenen om op Hawaii of in Toscane, plekken waar hij tijdens zijn leven toevlucht zocht, een leven van rust en regelmaat te leiden? Of zou hij zich hebben ontpopt als de Sidney Poitier van de beeldende kunst, een zwart boegbeeld met de autoriteit van een staatsman?

Het is bijna niet voor te stellen: Basquiat met grijze dreads en rimpels in zijn voorhoofd. De kunstenaar is voor altijd bevroren in zijn jeugd. Hij leefde naar het motto ‘live fast, die young and leave a beautiful corpse’. Basquiats zelfdestructieve gedrag leidde op 12 augustus 1988 tot een fatale overdosis heroïne. Hij was 27 jaar oud.

Basquiats carrière duurde alles bij elkaar amper tien jaar. Maar in die periode werkte hij alsof de duivel hem op de hielen zat. Het is een onder hoge druk geproduceerd oeuvre dat net zoveel ontwikkeling en verschillende fases bevat als een voldragen kunstenaarsleven. Zijn grote, kleurrijke doeken zijn inmiddels wereldberoemd en uitgebreid geanalyseerd en geduid door internationale critici. Maar interessanter dan die signature pieces uit Basquiats topjaren is het allervroegste werk. Hierin is een nog zoekende kunstenaar te herkennen, die koortsachtig experimenteert maar zijn belangrijkste thema’s en symbolen eigenlijk al gevonden heeft. Basquiats talent is nog in de knop maar staat op het punt om tot bloei te komen.

Basquiat in the apartment, 1979-1980. foto Alexis Adler

Een pistool voor Hoover

Basquiat wordt op 22 december 1960 geboren in de New Yorkse wijk Brooklyn. Zijn vader is een Haïtiaanse immigrant die zich via avondschool tot boekhouder heeft opgewerkt. Zijn moeder komt uit Puerto Rico. Zij is het die zijn liefde voor kunst aanwakkert, hem meeneemt naar het Brooklyn Museum of Art en Gray’s Anatomy cadeau geeft. Het anatomieboek zal een levenslange inspiratiebron blijken. Botten en skeletten zijn een steeds terugkerend element in zijn schilderijen.

De jonge Basquiat is een snelle leerling, maar ook een onhandelbare leerling, deels te verklaren door het soms openlijke racisme dat hij ondergaat op de grotendeels witte scholen die hij bezoekt. Zijn vader, bij wie hij na de scheiding van zijn ouders woont, spaart niet met de riem en gooit hem uiteindelijk de deur uit. Basquiats ‘redding’ komt in de vorm van City-As-School, een alternatief schooltje in Manhattan dat gespecialiseerd is in drop-outs met artistieke aanleg. Basquiat leeft in die tijd als een nomade en houdt zichzelf in leven met de verkoop van zelfgemaakte T-shirts en ansichtkaarten.

Basquiat performing in the apartment, 1979-1980. foto
Alexis Adler

Sporen van SAMO

Tijdens zijn eerste dag op City-As-School ontmoet Basquiat Al Diaz en ze worden beste vrienden. Diaz is dan al een paar jaar actief in de lokale graffitiscene. Als duo verzinnen ze SAMO©.

SAMO is het resultaat van vele gedeelde joints. De blowers noemen hun favoriete dope ‘same old shit’ en dat wordt al snel afgekort. In Basquiats handen evolueert SAMO tot een personage en zelfs meer. In de schoolkrant schrijft hij een satirisch stuk waarin SAMO wordt gepresenteerd als een schuldvrije religie en alternatief voor een bourgeois levensstijl – een duidelijke sneer naar zijn vader. Op de muren van New York verschijnen licht raadselachtige teksten als SAMO© SAVES IDIOTS AND GONZOIDS. De graffiti van Diaz en Basquiat is politiek, poëtisch en zet zich soms expliciet af tegen de gevestigde kunstorde: SAMO© 4 THE SO-CALLED AVANT-GARDE. De tags zijn net zo herkenbaar als Keith Harings stralende baby die een paar jaar later het straatbeeld bepaalt.

Basquiat is een van de weinige zwarte jongeren die ’s nachts op pad gaat met een rugzakje vol spuitbussen. New York graffiti, dat zijn oorsprong heeft in de jaren zestig, is dan nog vooral wit. Dat verandert met de opkomst van hiphop. Basquiat is echter een alleseter en de mixtapes die hij afspeelt op zijn boombox bevatten ook punk en new wave.

Basquiat playing clarinet in the apartment, 1980. foto
Alexis Adler

Picasso, klarinet en scheikunde

Eind 1979 betrekt Basquiat met zijn vriendin Alexis Adler, een biologiestudent, een appartement op 527 East Twelfth Street. Het is klein en gehorig, de metrolijn rammelt vlak langs het gebouw. Basquiat sleept meubilair, oude tv’s, kleding en andere afdankertjes die hij op straat vindt zes trappen omhoog. Een lift is afwezig. Hij verwerkt ze tot sculpturen en collages, beschildert ze met verf die hij van vrienden krijgt. Als er niets meer te beschilderen valt, gaat hij verder op de oven, de badkamerdeur, de slaapkamerwand, zelfs de vloer in de gang.

Basquiat is een hyperactieve spons. Hij bestudeert reproducties van Picasso maar ook tekenfilms en de scheikundeboeken van Adler. Hij speelt klarinet en ontwerpt kostuums. De kunst die het oplevert is nog niet gestold in een specifieke vorm. Zo maakt hij veel performances, die door Adler worden gefotografeerd. In eentje zit hij met een American football-helm voor een open koelkast waar een tv instaat die beelden vertoont van oud-president Eisenhower: een bezwering van de Koude Oorlog die in die tijd dreigt te ontsporen in een Derde Wereldoorlog.

Het flatje in de East Village is een veilige schuilplaats, een ontmoetingsplek voor geestverwanten en een snelkookpan voor Basquiats talent. Hier schrijft hij voor het eerst op een deur ‘famous negro athletes’, een frase die als een rode draad door zijn latere werk loopt. Maar hij schildert hier ook de driepuntige kroon, het hart waar een kruis uit groeit en het gesimplificeerde autootje tussen haken, die uitgroeien tot iconische symbolen in Basquiats beeldtaal.

Installatie Nest van Eva De Carlo in de Times Square Show,
1980

Ground zero van het neo-expressionisme

Manhattan oogt in die jaren als een oorlogsgebied. De middenklasse is tijdens de crises van 1973 en 1979 massaal de stad ontvlucht en hele wijken staan te verkrotten. Straatbendes, pooiers en drugsdealers hebben het er voor het zeggen. En kunstenaars. Want die grijpen de kansen die krimp, leegstand en goedkope ruimte bieden. Er is een vruchtbare voedingsbodem voor nieuwe kunstvormen, liefst met een rauw randje. In een bouwvallig pand waar vroeger een dubieuze massagesalon zat, wordt de Times Square Show georganiseerd. Het aanbod varieert van vervormde seksspeeltjes tot punkpamfletten en radicaal feministische kunst. Dit is tevens de plek waar graffiti wordt geïntroduceerd in de kunstwereld. Basquiat doet mee met een grote muurschildering. Publiek en critici vinden het geweldig, Flash Art-columnist Jeffrey Deitch, die acht jaar later Basquiats grafrede uitspreekt, komt gedurende de tentoonstelling iedere dag kijken.

Een half jaar later komt het beslissende zetje in de vorm New York/New Wave. Deze overvolle tentoonstelling in PS1 bevat 1600 werken van 119 kunstenaars en wordt alom gezien als ‘ground zero’ van het New York neo-expressionisme. Ook hier valt Basquiat op met een eigen zaal met vijftien werken op canvas, stukken sloophout en schuimrubber. Verzamelaars en galeriehouders bieden tegen elkaar op en de dakloze kunstenaar verdient in één klap duizenden dollars. Maar belangrijker dan dat: zijn naam is nu gevestigd.

Jean-Michel Basquiat aan het werk in 1982 in de kelder onder de galerie van Anina Nosei.
foto Marion Busch

In bed with Madonna

In het begin van zijn carrière wordt Basquiat bestempeld als graffitikunstenaar of street artist maar dat etiket past hem niet. De straat is voor Basquiat geen doel maar middel: hij wil een serieus en beroemd kunstenaar worden. Maar in het overwegend witte kunstcircuit is hij ook een buitenstaander, een zwarte schilder wiens werk wordt verwelkomd als nieuw en spannend maar niet altijd wordt begrepen.

Basquiat maakt deel uit verschillende subculturen, hij gaat net zo goed om met hiphoppionier Fab 5 Freddy als met Blondie-voorvrouw Debbie Harry. Zakelijke, artistieke en seksuele relaties lopen vaak door elkaar. Basquiat heeft een atletisch lijf en bijpassende attitude, een combinatie die een magnetische aantrekkingskracht uitoefent op zowel vrouwen als mannen. De lijst geliefden is lang en gevarieerd, op een gegeven moment vormt hij zelfs een paar met Madonna, dan nog een beginnend zangeres. Hij herkent zichzelf in haar en voorspelt dat zij “heel groot zal worden”.

Armanipakken en stinkbommen

De Times Square Show en New York/New Wave wakkeren de interesse aan van galeriehouders die in Basquiat ‘the next big thing’ zien. Het is Annina Nosei die hem weet te strikken. In het souterrain van haar galerie aan Prince Street richt ze een atelier voor hem in. In een dikke wietwalm, een cassetterecorder met Charlie Parker op repeat en een berg coke onder handbereik, schildert Basquiat aan de lopende band. Nosei verkoopt de doeken voordat ze goed en wel droog zijn.

Het verdiende geld wordt gespendeerd aan limousines en maatpakken van Armani en Comme des Garçons. Basquiat draagt de merkkleding als hij werkt en ziet er geen been in de pakken met spetters en al aan te houden voor etentjes in sterrenrestaurants. Het past bij zijn gecultiveerd onaangepaste imago, net als zijn wilde haardos, de stinkbommen die hij rondstrooit in musea en de walkman die hij bij openingen stevig op zijn oren houdt zodat hij aanspreekbaar is voor niemand.

Basquiat gedraagt zich als een bad boy maar er is ook een keerzijde. De manier waarop Nosei hem in dat keldertje aan het werk houdt, lijkt pijnlijk veel op uitbuiting. Zijn vriend Haring noemt het later zelfs slavernij: het jonge zwarte talent dat zijn kunstjes vertoont voor witte meesters. Feit is dat dit Basquiats meest productieve periode is en hij zijn beste werk maakt.

Basquiat in the apartment, 1981. foto Alexis Adler

Duurste Amerikaanse kunstwerk ooit

Basquiats carrière is komeetachtig. Als jongen bezwoer hij zijn vader dat hij rijk en beroemd zou worden. Als het zover is, bewijst hij het met een excessieve levensstijl en stapels bankbiljetten die hij achteloos in zijn broekzak propt. Toch gaapt er een gat in hem, een eeuwige honger. Hij probeert die te stillen met junk food, seks met eindeloos veel partners en bergen drugs – eerst wiet en acid, later vooral coke en heroïne.

Het is een wonder hoelang Basquiat nog productief blijft. Maar de combinatie van drammerige kunsthandelaren die steeds meer willen en een drugsverslaving die volledig uit de hand loopt, doen zijn kunst geen goed. Hij gaat zichzelf herhalen, raffelt werk af. Soms maakt hij nog een schilderij dat dezelfde rauwe, recht-in-de-ziel kracht heeft als in zijn hoogtijdagen. Zoals Riding with Death (1988), waarop een zwarte man een skelet berijdt. Het doek heeft voorspellende waarde.

Na zijn dood groeit de larger than life-kunstenaar uit tot mythe. Het Whitney Museum organiseert een retrospectief dat hem bombardeert tot symbool van een decennium. Julian Schnabel, die Basquiat tijdens zijn leven slechts zijdelings kende, maakt een film over zijn leven, met David Bowie in de rol van Warhol. In 2017 wordt Untitled (1982) afgehamerd op ruim $110 miljoen, het hoogste bedrag dat ooit betaald is voor een Amerikaans kunstwerk.

De herontdekking van Alexis Adlers archief is als een broodnodige hap frisse lucht. Basquiats huisgenoot uit 1979-1980 had alle kunstwerken, beschilderde kledingstukken en foto’s uit hun appartement opgeslagen in een loods en er nooit meer naar omgekeken. Pas als orkaan Sandy in 2013 de stad New York onder water zet, opent ze de ruimte. Het blijkt een tijdscapsule die een beeld schetst van Basquiat voor zijn beroemdheid en het rookgordijn van kapitaal, drugsverhalen en overspannen ego’s. Dit is Basquiat voordat hij een merk en een mythe werd, een van de grootste artistieke talenten van de afgelopen halve eeuw.

De tentoonstelling

De tentoonstelling The Artist and His New York Scene in SCHUNCK* in Heerlen vertelt het verhaal van de jonge Jean-Michel Basquiat (1960-1988). Het toont zijn ontwikkeling in de vroege jaren tachtig in New York van graffitischrijver tot schilder van wereldfaam. De tentoonstelling volgt Basquiat in verschillende fases van zijn jonge leven, toont zijn omgeving alsmede de werken van New Yorkse tijdgenoten.

Het verhaal begint rond 1977. Basquiat en zijn vriend, kunstenaar Al Diaz, bewegen zich als graffitischrijvers door de New Yorkse wijken East Village en SoHo. Hun muurteksten, ondertekend met SAMO© vallen op. Het zijn raadselachtige en geestige uitspraken over de samenleving. In 1979 en 1980 deelt Basquiat een appartement met zijn toenmalige vriendin Alexis Adler in de East Village van New York. Zijn drang om zich uit te drukken breidt zich uit van de straat naar het interieur van hun appartement. De muren en zelfs de deuren, radiator, tv en koelkast zijn het doelwit van zijn artistieke expressie. Dit deel van de tentoonstelling omvat de presentatie Basquiat Before Basquiat: East 12th Street, 1979–1980, samengesteld door het Museum of Contemporary Art Denver.

Op initiatief van het kunstenaarscollectief COLAB (Collaborative Projects Inc.) vindt in 1980 The Times Square Show plaats in een leegstaand bordeel op Times Square, destijds een beruchte buurt in New York. Het is Basquiats eerste publieke tentoonstelling die niet alleen zijn doorbraak betekende, maar ook die van kunstenaars als Keith Haring, Kenny Scharf, Nan Goldin, Kiki Smith, Tom Otterness en vele anderen.

Na The Times Square Show legt Basquiat zich toe op het schilderen op canvas. Vanaf dat moment valt zijn werk op bij diverse galeriehouders in New York en Europa. Zo ook bij galeriehouder Hans Sonnenberg van Galerie Delta in Rotterdam. In 1982 toont Sonnenberg een vijftal schilderijen van Basquiat voor het eerst in Nederland.

De tentoonstelling Basquiat: The Artist and His New York Scene sluit af met een selectie topstukken van Basquiat.

Basquiat – The Artist and His New York Scene
2 feb t/m 2 juni 2019
SCHUNCK MUSEUM HEERLEN
www.schunck.nl/basquiat


Dit artikel is onderdeel van &PAPER en valt buiten de verantwoordelijkheid van de ZOUT hoofdredactie.