Sigmar Polke jongleerde met rasterpunten, ook wel bekend als Polke-dots. Hij goochelde met ongewone materialen. Hij zette laag over laag. Bijna ongemerkt kreeg hij alles voor elkaar. Wat een speelsheid, wat een lichtheid!

Sigmar Polke was goed bevriend met de Düsseldorfer kunsthandelaar Alfred Schmela. In 1963 verhuisde Schmela naar een nieuwe, maar kleine woning. Schmela wilde alle wanden vrij houden om schilderijen op te hangen, zijn vrouw stelde om praktische redenen prijs op een kast hier of daar in huis. Polke kwam het nieuwe huis bekijken en werd op de hoogte gesteld van het dilemma. Korte tijd later keerde hij terug met een schilderijtje van een kast: twee witgelakte deurtjes, gescheiden door een donkere lijn en in elk deurtje een sleutelgat. Meneer Schmela zijn schilderij, mevrouw Schmela haar kast: iedereen tevreden! Toch?

Echt leuke grappen vind je niet zoveel in de beeldende kunst. Een van de oorzaken kan zijn dat veel mensen lichtheid met lichtzinnigheid verwarren. Voor hen is humor in de kunst bij voorbaat verdacht. Misschien ligt het ook wel in de aard van de beeldende kunst. Een schrijver of een filmmaker kan situaties schetsen, een context opbouwen, om te eindigen in een luchtkasteel van onzinnigheid. Voor een beeldend kunstenaar is dat een stuk lastiger, die moet het doorgaans hebben van een enkel beeld waarin alles besloten ligt. Hij kan hooguit spelen met wat de toeschouwers van tevoren al wisten, maar dat is een onzekere basis, want niet alle toeschouwers weten hetzelfde. Misverstanden hierover hebben in de laatste eeuw geleid tot veel kunst die voor bijna niemand te volgen is.

Sigmar Polke (1941 – 2010) is een kunstenaar die kans ziet zowel de argeloze bezoeker als de doorgewinterde kunstjunk aan het lachen te krijgen. Op de grote overzichtstentoonstelling van zijn werk in Museum Ludwig in Keulen is te zien hoe hij er keer op keer in slaagt grappen te maken die ook zonder context te begrijpen zijn. Of anders gezegd: eerst komt de grap en dan pas, voor wie dat wil, het verhaal eromheen. Bij veel kunstenaars is het andersom en moet je eerst ‘het discours’ kennen om te zien dat er überhaupt een grap wordt gemaakt.

Neem nu die kast. Onder de titel Schrank hangt het schilderijtje in de eerste zaal van de tentoonstelling. Je hebt geen toelichting nodig om te zien dat het helemaal geen kast is. Sterker nog: het is zelfs nauwelijks een schilderijtje, zo onooglijk is het. Eigenlijk is het helemaal niks. Heb je dat eenmaal gezien, dan maakt het verhaal over de verhuizing van meneer en mevrouw Schmela het natuurlijk nog leuker. En weer een stap verder kun je deze kast-die-geen-kast-is vullen met beschouwingen over de dubbelzinnige en zelfs bedrieglijke relaties tussen object, afbeelding en waarnemer. Het kan, maar het hoeft niet.

Met de rasters die in de loop der jaren Polkes handelsmerk zijn geworden, is het niet anders. In de vroege jaren zestig begint hij te experimenteren met de punten waaruit krantenfoto’s zijn opgebouwd. Hij schildert ze met de hand na en voor je het weet gaat hij ermee aan de haal – of de punten met hem, het is maar hoe je het wilt zien. Vlekken doorbreken het beeld en ontpoppen zich als knopen op een jasje. Of het raster is zo grof dat de voorstelling bijna niet meer te herkennen valt: buitengewoon storend als je je wil verdiepen in de exacte staat van ontkleding van twee Japanische Tänzerinnen. In weer andere schilderijen liggen twee rasters scheef over elkaar heen, zodat zich opdringerige interferentie-patronen vormen. Natuurlijk, ook hier kun je beginnen over de deconstructie van de reproductie en aanverwante diepzinnigheden, maar in de eerste plaats zijn het beeldgrappen en dat is de reden dat je blijft kijken. “Ik houd van alle punten. (…) Ik wil dat alle punten gelukkig zijn. De punten zijn mijn broeders. Ik ben ook een punt”, schreef Polke in 1966.

Vanaf het begin van de jaren zeventig dient zich een andere toepassing van het raster aan. Al langer schildert Polke met zichtbaar genoegen palmen, flamingo’s en boontjes op gordijnstoffen en creëert zo twee beeldlagen die met elkaar in gesprek gaan. Omdat je er zo mooi doorheen kunt kijken, leent het raster zich uitstekend voor het toevoegen van nog een laag. Deze ontwikkeling valt samen met de wildste periode in Polkes leven. Onder de invloed van allerhande drugs maakt hij collages, bewerkt foto’s in de donkere kamer tot ze zo goed als onherkenbaar zijn en treedt op in psychedelische films. “Einige Werke könnten möglicherweise Ihren Moralvorstellungen widersprechen”, waarschuwt een bordje aan het begin van de betreffende zaal. En inderdaad: als in een permanente trip liggen de paddenstoelen, de politici, de blote dames en de uitgeknipte krantenkoppen door en over elkaar heen. Je kunt dit werk als onbegrijpelijk afdoen. Dat is het grotendeels ook. Het ontbreken van een verhaal is hier wél vaak een probleem. Maar met de kennis van wat volgt, zie je dat deze periode voor Polke ook als een met geestverruimende middelen op stoom gehouden snelkookpan moet hebben gefunctioneerd.

Al in het midden van de jaren zeventig tovert hij de eerste gerechten uit de snelkookpan die ook voor de gewone burger te verteren zijn. Ze hangen dan ook niet in de zaal met de waarschuwing. Ironisch genoeg draagt de serie de titel Wir Kleinbürger! In werken als Pille en Menschenschlange, beide onderdeel van de reeks, liggen vele lagen gouache, acrylverf, brons, zinksulfide (beter bekend als glow-in-the-dark) en krijt over elkaar heen. Ze vormen meeslepende, fel gekleurde banen, stromen en kolken. Daaroverheen verschijnen stripfiguren, citaten uit oude prenten, raster-achtige patronen, mensenmassa’s, je kunt het zo gek niet bedenken. En wat het meest opvalt: vergeleken met het eerdere werk zijn deze grote schilderijen buitengewoon en verleidelijk mooi.

En dat blijft zo. Polkes experimenten in de donkere kamer brengen hem tot het gebruik van steeds vreemdere chemicaliën. Met fluorescerende en lichtgevoelige emulsies maakt hij reusachtige doeken die doen denken aan buitenaardse landschappen en sterrenhemels. Ze zien er anders uit vanuit een andere gezichtshoek, vertonen verschillende kleuren bij andere lichtval en veranderen zelfs in de loop van de tijd.

Tegelijkertijd blijft hij werken met lagen die onnavolgbaar door en over elkaar heen liggen. Hij prepareert half-transparante doeken die hij van voren en van achteren beschildert. Hij giet emmers lak en hars uit en laat het toeval zijn werk doen, hij beplakt delen van het doek met bedrukte stoffen, hij legt er gerasterde afbeeldingen overheen, hij plagieert met zijn penseel oude houtsneden en gravures.

Op het doek Frau Herbst und ihre zwei Töchter uit 1991 zien we de personificatie van de herfst, afkomstig uit een negentiende-eeuwse illustratie van Grandville, met een enorme schaar vlokken knippen uit repen stof die in manden naast haar staan. Haar dochters verspreiden de vlokken over de wereld, ze verdichten zich tot een machtige sneeuwstorm. Onderin het beeld ploeteren een ruiter en een man met een wandelstok voort door de eerste sneeuw van het seizoen. De humor is misschien niet meer zo scherp en zo direct als in het eerdere werk, maar de onweerstaanbare speelsheid en lichtheid zijn gebleven. Sigmar Polke is een kunstenaar om te bewonderen en lief te hebben.

Sigmar Polke – Alibis. Retrospektive. Van 14 maart t/m 5 juli in Museum Ludwig Köln. www.museum-ludwig.de

Foto boven: Sigmar Polke, Freundinnen, 1965/1966, dispersie op doek, 150 x 190 cm. Sammlung Froehlich, Stuttgart. foto © Archiv der Sammlung Froehlich. © The Estate of Sigmar Polke / VG Bild-Kunst Bonn, 2015