Na een mediarel trok schrijver ABDELKADER BENALI zich begin dit jaar terug als spreker voor de 4 mei-lezing. Dit is het afsluitende deel van wat hij had willen zeggen. ‘Niet om als vee te leven schiep men u, maar om te reiken naar het hoogste en het beste.’ 

Iedereen die vlucht voor oorlog zal die de rest van zijn leven in zijn lichaam meedragen. Pas als het lichaam zijn rust heeft gevonden eindigt de oorlog, al wordt oorlog net als armoede overgedragen aan de volgende generatie. 

Wanneer vluchtelingen een veilige haven vinden in Nederland wil dat niet zeggen dat ze meteen veilig zijn. Integendeel, dan pas komt de angst, precies zoals Bob den Uyl het ervaarde. Wanneer je op de vlucht bent dan heb je het druk met afscheid nemen, een veilig heenkomen vinden; alles is gericht op actie, geen tijd voor stilstand.

In de leeszaal van de bibliotheek van Schiebroek las ik Is dit een mens van de Italiaanse scheikundige en Holocaust-overlevende Primo Levi, ik was een puber. Het boek wil een feitelijk verslag zijn van het leven in het kamp, maar stijgt daardoor zijn literaire kwaliteit ver boven uit. Wat me erin aansprak was dat het in een toegankelijke, persoonlijke stijl was geschreven, toch voelde ik dat er de hele tijd iets anders werd gesuggereerd, iets diepers, iets edels, iets volmaakts.

Abdelkader Benali. foto Bob Bronshoff

Levi beschrijft hoe hij met een Franse lotgenoot over literatuur spreekt. In het donkerste uur, vernederd, beroofd van hun vrijheid, wanneer alle kans op een weerwoord hun is ontnomen, vinden ze troost bij elkaar door herinneringen op te halen aan de boeken die ze gelezen hebben. Op de plek waar de enige zekerheid is dat men die niet levend verlaat, maken ze het bestaan draaglijk door het op te tillen met de helende kracht van de taal.

De verhalen die ze elkaar vertellen houden de dood niet op afstand, ze brengen de dood in zekere zin alleen maar dichterbij en geven enige zin aan hun leven. Verhalen bieden geen bescherming tegen de barbarij, maar Levi merkt op dat de mens zijn verantwoordelijkheid moet kennen, dat hij getuige moet zijn van zijn tijd. Hij moet leven om het na te kunnen vertellen. Of anders gezegd: de gebeurtenissen maken de mens tot getuige, of hij nu wil of niet. De vraag is of hij die plicht op zich wil nemen, of hij een getuige wil zijn. Dat is een zware plicht.

Ze zijn geen getuige vanuit een geromantiseerd idee dat de wereld op hun verhaal zit te wachten, dit onthouden is hun laatste strohalm. Ze willen niet vergeten, omdat de opdracht om te herinneren het intense zwart van de omstandigheden betekenis geeft.

Er is een ijzige stilte, er is een gastvrije stilte. De vreemdeling voelt dat feilloos aan. De vreemdeling vergeet dat nooit meer, want in de stilte vangt hij zijn reis aan. Hij is blij dat hij aan een nieuw leven kan beginnen, en is zich ten diepste bewust van de onontkoombaarheid van het verleden.

We staan stil, we gaan door, we herinneren ons, we kijken weer vooruit, we staan alleen, we zijn stil want er is al veel gezegd, we kunnen altijd nog met elkaar praten. In die stilte zit erkenning van leed en wordt ruimte gemaakt voor de naderende toekomst. Want het verhaal van de ander geeft ons verhaal zin. Over De goddelijke komedie van Dante Alighieri raakt Primo Levi niet uitgepraat; het is zijn geheime wapen tegen de vernietiging. De hel waarin hij bivakkeert, daarover heeft hij gelezen bij Dante, op zijn reis naar het hiernamaals waar de verlossing van zijn geliefde Beatrice wacht, aanschouwt hij de verschrikkingen die God voor de zondaars in de verschillende gradaties van de hel heeft voorbereid.

Primo Levi weet dat de Duitsers hem de oude zonde van het Jood-zijn in de schoenen hebben geschoven om hem samen met duizenden anderen op te sluiten en later te vernietigen. Hij wordt verbannen naar de brandplaats van de menselijkheid op basis van een vooroordeel. In de ogen van de nazi’s verdient hij geen plek op aarde, dus wordt zijn aarde tot een hel gemaakt. Levi kent zijn Dante, buiten Auschwitz een literair meesterwerk dat op talloze manieren herlezen kan worden, in Auschwitz wordt het een reddingsboei, een tekst sterk genoeg om zelfs de bitterheid van de omstandigheden even weg te toveren, een diepe tekst waar men zich aan kan optrekken, de drieregelige verzen van de reis van de man uit Florence vormen een geheime trap die naar buiten leidt, daar waar de mensheid woont en werkt.

Hij attendeert zijn makker Pikkolo in het kamp op de regels uit De goddelijke komedie: Luister, let op, Pikkolo, zet je oren en je verstand wijd open, je moet het begrijpen:
‘Bedenkt uit welk zaad gij gesproten zijt;
niet om als vee te leven schiep men u,
maar om te reiken naar het hoogste en het beste.’
(…)

Bij aankomst in Auschwitz concludeert Primo Levi dat de macht die de mens heeft om een ander mens zijn leven te ontnemen ons voorstellingsvermogen te boven gaat. Onze taal heeft geen woorden voor die misdaad, het vernietigen van een mens, schrijft hij in Is dit een mens. Levi ziet scherp, formuleert helder en benoemt de werkelijkheid van Auschwitz op zo’n wijze dat ik alles om me heen zie en voel. Al zat ik in de bibliotheek behaaglijk warm.  

Het woord stilte komt een paar keer voor in zijn verslag. Eén keer als roerloze stilte, een andere keer als lege stilte. De stilte is beladen, negatief. De stilte drukt onzekerheid, angst en troosteloosheid uit. Voordat de stilte er is, is er de afgang. De degradatie van mens tot niet-mens.

Het begint met vooroordelen spuien over mensen om ze weg te zetten als anders dan de anderen, om ze weg te zetten als abnormaal. De vooroordelen laten het individu samenvallen met de groep. Nooit mag het individu op zichzelf staan. Het werk van demonisering dat buiten het concentratiekamp is begonnen, wordt binnen Auschwitz concreet voortgezet door hen die binnenkomen alles te ontnemen totdat er niets van ze over is, behalve de stilte waarin ze zich hopeloos afvragen wat ze hebben gedaan dat ze dit hebben verdiend.
(…)  

Ik zit aan de tafel in de bibliotheek, in stilte. Ziet niemand om me heen dat Primo Levi in mij bergen verzet? Dat hij me tot zijn metgezel heeft gemaakt, dat hij me het hoogste privilege heeft gegeven dat je een lezende mens kunt geven? Hij heeft me volledig geaccepteerd als de persoon met wie hij zijn meest ontredderde leven wil delen.

Elke stap die hij zet in het kamp moet beschreven worden omdat het een weerslag is van hoe de mens met hele concrete, kleine ingrepen wordt vernietigd. Wanneer kleding wordt afgenomen, wanneer het taalgebruik verandert, wanneer er een nummer wordt getatoeëerd op de pols, wanneer de discipline onverbiddelijk en onzinnig is, wanneer formaliteiten pesterijen zijn, wanneer bureaucratie er niet op gericht is om je als mens recht te doen, maar om je als mens te breken – dan weet je dat je onderdeel bent van een vernietigingseconomie van het menselijk product.

Wanneer alles is afgenomen en we in schaamte naakt staan, komt de stilte als een jas over onze schouders hangen. En wie de mens uit die stilte bevrijdt, redt de mensheid. Je redt de mens niet door die stilte van hem op te willen heffen door tegen hem aan te praten, je heft de stilte op door naast hem te gaan staan, ook in stilte, waardoor de ander zich erkend voelt. Zijn stilte is ook de jouwe.

Ik sloeg het boek van Primo Levi niet dicht. Ik deed het toe, alsof het een goede vriend was die je bij aanraking liefde meegeeft.
(…)

Mijn voorouders kwamen na hun tocht in de Junkers van Hitler en de gevechten in Europa terug naar hun dorp in Marokko. Uitgeput. Ze waren niet geïnteresseerd in ideologie, ze wisten niet wat er in Europa werd uitgevochten. Europa was hun onbekende continent. Het enige wat ze wisten was dat ze een lege maag hadden, die gevuld moest worden. Of om het te zeggen in de woorden van Bertolt Brecht: Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral. Eerst komt het vreten, dan de moraal.

Een paar jaar daarna begonnen de eerste mensen van het uitgeputte land naar Europa te trekken. De Grote Migratie was ingezet. Ze trokken door Spanje, het land waar ze enkele jaren terug nog waren geweest. Deze keer niet als naamloze soldaten, maar als naamloze migranten. Ze gingen naar Frankrijk, naar Nederland, naar de Messchertstraat en betrokken huizen waar Joden hadden gewoond die waren weggevoerd.

Op 4 mei denk ik ook aan mijn voorouders: als hun maag gevuld was geweest, als de vrachtwagens niet waren gekomen, als ze hadden geweten van het vuile spel, als ze hadden geweten van het misbruik dat van ze zou worden gemaakt, dan was er ruimte voor verzet gekomen. Als ze kennis hadden gehad, als ze macht hadden gehad over die kennis, dan hadden ze hun pikhouwelen, schoffels en sikkels gepakt om de fascisten ervan langs te geven.

Dan zouden ze hebben gewonnen, ook aan zelfrespect. Ze zouden hun zonen en dochters naar scholen hebben gestuurd als ultieme overwinning op de onwetendheid. Dan zou mijn pientere vader een vervolgstudie hebben gedaan, en was ik geboren uit een geletterd man en was ik daar en niet hier, en zou ik dus niet aan de Messchertstraat 13 zijn opgegroeid en nooit van de familie Raab hebben geweten.

Maar ik weet het en nu ik het weet kan ik het niet meer niet weten. En daarmee is niet het hele verhaal verteld, maar is het verhaal begonnen. 

Abdelkader Benali, De stilte van de ander. Over hoe stilte ons overeind houdt. Met een bloemlezing van tien gedichten over vrijheid. De Arbeiderspers, 64 pagina’s, 8,99 euro.