Ik ben gestrand bij Bar Ubuntu, waar je aan het materiaal van de toog en de baard van de man erachter kunt aflezen waarin men zich hier heeft gespecialiseerd: koffie. Ik bestel een jasmijnthee.

Ubuntu ligt tegenover Guillemins, het centraal station van Luik; er komen nog genoeg gelegenheden om de koffie bij Ubuntu te proeven, bijvoorbeeld als ik door een stakende buschauffeur of een verplaatste bushalte weer eens de trein naar Maastricht heb gemist.

Deze week las ik ergens dat het aantal koffiebars blijft stijgen. Als we meer groene mobiliteit willen, lijkt me dat meer dan wenselijk. Wil je mensen verleiden om de auto in te ruilen voor openbaar vervoer – zeker nu trein en bus vaak stilstaan wegens personeelstekort – dan is een goede opvang van levensbelang. Met goede koffie en thee, geserveerd in een relaxte sfeer, een extra koekje erbij tijdens uren dat er geen aansluiting is.

Ik zit dus met mijn thee op het knusse Ubuntu-terras en kijk uit op het immense plein voor het nog immensere Guillemins. In de theepot kleuren de jasmijnblaadjes het water lichtgroen. Ik adem diep in, en uit. In, en uit. En ineens begrijp ik: de wereld vergaat echt niet als ik vandaag een uur later de trein neem. Integendeel, zonder die gemiste aansluiting had ik Bar Ubuntu niet ontdekt.

Ubuntu, wat betekende dat ook alweer? Het komt uit een Afrikaanse taal, weet de vrouw aan de tafel naast mij: “Ik ben, omdat we zijn.”

Op de straat klinkt geclaxonneer, uit het raam van een zwarte BMW hangt een man, druk gesticulerend naar een andere automobilist. “Híj daarentegen”, zegt de vrouw naast , “is duidelijk níet in de ubuntu-stemming.”

Nee, antwoord ik in gedachten, geen enkele automobilist in Luik is ubuntu.

Een week geleden vierde tout Liège in grote eendracht 15 août, een feestweek met de herdenking van Maria Tenhemelopneming, de processie van de Zwarte Weduwe en de optocht van de Géants, de reuzen. Bij livemuziek en oneindig veel drank (vraag niet om een alcoholvrij biertje, ze zullen je uitlachen) wordt er tot vroeg in de ochtenduren gefeest. In de straten van Outremeuse, de wijk waar het zich allemaal afspeelt, staan de mensen op elkaar gedrukt als sardientjes in blik.

Tijdens die week, op enig moment, elk jaar weer, is er wel iemand die zegt: “Luik is misschien geen mooie stad, maar deze gezelligheid en gemeenschapszin vind je nergens anders.”

Dan wordt het de ochtend erna. In de auto op weg naar werk of crèche, in de zoveelste file of omleiding vanwege de nooit eindigende wegwerkzaamheden in deze stad, blijken al die broederlijke sentimenten met de ochtendzon verdampt.

Het Ubuntu-terras is een eretribune voor de verkeerschaos die Luik, al helemaal nu de stad integraal overhoopligt wegens de aanleg van de nieuwe tram. Twee straten lopen tijdelijk in elkaar over, op het nieuwe kruispunt ontbreken verkeersborden en wegmarkering. Lijnbussen, leensteps, auto’s en fietsen rijden elkaar voortdurend in de weg. Een Flixbus mist een afslag en zet pardoes achteruit. Een jonge vrouw fietst verwensingen roepend achter een auto aan.

Ik sta op, het is tijd om mijn trein te halen. Op naar het land van dat mooie gebaar: de elegant, horizontaal door de lucht glijdende hand van iemand die een ander voor laat gaan