Ook met algoritmen is een reconstructie van Beethovens tiende, onvoltooide symfonie onmogelijk, meent Beethoven-biograaf Jan Caeyers. CHRISTIANE GRONENBERG zocht hem, vóór corona, op in Leuven. ‘Het is geen artistiek project.’

De verleiding om aan de slag te gaan met de onvoltooide compositie is groot. In het Beethovenjaar 2020, de componist werd 250 jaar geleden in Bonn, nog een tikkeltje groter dan normaal. Zo ook bij dirigent, muziekwetenschapper en schrijver Jan Caeyers: ‘Het blijven waardevolle ideeën, afkomstig uit het brein van één van grootste componisten aller tijden.’

We hebben plaatsgenomen in de twee fauteuils in Caeyers’ studeerkamer, hij woont in een  verbouwde brouwerij in een dorpje bij Leuven. Sinds het verschijnen van zijn biografie Beethoven in 2009 en de oprichting van zijn orkest Le Concert Olympique, dat zich focust op de muziek van Beethoven en zijn Weense tijdgenoten, geldt Jan Caeyers (Lier, 1953) als Beethoven-expert bij uitstek.

Beethoven werd een bestseller, dit jaar kwam de tiende druk van de pers en werd het door het Beethoven-Haus in Bonn als officiële biografie geklasseerd. Op de vraag hoeveel tijd van zijn dag aan de componist gewijd is, luidt het antwoord: ‘Heel veel. Dat moet wel 75 procent zijn. Ik sta met Beethoven op en ga met hem slapen.’ Het resterende kwart van de dag besteedt Caeyers aan lichamelijke oefening (vanochtend nog een sessie bij de osteopaat, yoga) en niet-muzikale lectuur, zoals de honderd belangrijkste boeken uit de wereldliteratuur. Op zijn bureau ligt een stapel boeken over gedragsverandering en leiderschap.

Jan Caeyers

Le Concert Olympique heeft een programma voorbereid rond de tiende symfonie van Beethoven. Er bestaan slechts enkele fragmenten en aanwijzingen van dit stuk. Hoe gaat dat als er zo weinig origineel materiaal is?

‘Het thema van het concert is eigenlijk: hoe ga je om met onafgewerkte muziek? We spelen Die Unvollendete van Franz Schubert, een symfonie die zoals de naam zegt onaf is. Daarnaast brengen we de Pastorale van Beethoven. Het is niet zo dat Schubert zich geïnspireerd heeft op de Pastorale, al zal hij het stuk zeker gekend hebben. Er bestaat dus geen feitelijke link, maar volgens mij baden deze twee symfonieën in dezelfde arcadische sfeer. Daaraan kun je een bepaalde legitimiteit ontlenen om ze samen te presenteren. Maar dat is een interpretatie van mij, een duiding.’

Er staat ook nieuw werk op het programma van de Duitse hedendaagse componist Jens Joneleit. Die gaat wel concreet over de tiende van Beethoven.

‘Er zijn drie mogelijkheden om met onafgewerkte muziek om te gaan. De eerste is: je vraagt aan een musicoloog om een hypothetische reconstructie te maken in de stijl van Beethoven – ervan uitgaande dát we dat kunnen. De Engelse musicoloog Barry Cooper heeft het eerste deel van de tiende op zo’n manier uitgewerkt. Dat vond ik een vrij onbevredigende onderneming omdat de genialiteit van Beethoven niet alleen zit in de keuze van de thema’s, maar ook in de manier waarop hij met die thema’s omging. Voeg daar nog eens een grote dosis onvoorspelbaarheid en onregelmatigheid toe. Het is onmogelijk om in het hoofd van zo’n genie te kruipen. Mogelijkheid twee is: je doet hetzelfde en werkt met artificiële intelligentie…’

…zoals in een project van communicatiebedrijf Telekom in samenwerking met het Beethoven-Haus Bonn.

‘Hierbij worden met computers algoritmes opgesteld die het mogelijk zouden moeten maken om hetzelfde te doen wat Cooper gedaan heeft, namelijk een hypothetische reconstructie te maken.’

Ze hebben onlangs een soort demo gemaakt en ik moet eerlijk zeggen, het is echt wel… heel onbevredigend. Dit project zal in het beste geval iets zeggen over wat computers wel en niet kunnen. Het is geen artistiek project.’

   Het idee om computers met algoritmen muziek te laten schrijven is niet nieuw. Het op Beethoven toe te passen ligt echter niet voor de hand, de componist geldt immers als vernieuwer, juist vanwege de onvoorspelbaarheid van zijn muzikale ideeën. Dit heeft bijgedragen aan de mythevorming rond Beethoven als de onstuimige muzikale revolutionair die te midden van wanorde en ondanks zijn toenemende doofheid geniale composities creëerde.

In Caeyers’ biografie maakt deze mythe plaats voor een genuanceerder beeld. Zo belandde Beethoven wel met elke vriend of collega in een ruzie. Daarnaast was hij een betrokken, aimabele en loyale vriend, collega of leraar; bijvoorbeeld toen hij gratis les geeft aan Ferdinand Ries. Diens vader Frans was voor Beethoven in de moeilijke jaren na de dood van zijn vader een belangrijke steun en toeverlaat geweest.

 

U had het over drie mogelijkheden voor een ‘reconstructie’. Welke is de derde?

‘De optie waarvoor wij met het Concert Olympique hebben gekozen is aan een componist te vragen om met het bestaande materiaal van de tiende symfonie in dialoog te gaan. Via onze manager in Berlijn kwam ik in contact met Jens Joneleit. Hij is behalve componist ook kunstschilder, dus iemand met een open houding die niet in serialiteit vervalt.’

Bent u tevreden met het resultaat?

‘Ik heb Joneleits partituur hier liggen maar zal pas een oordeel vellen nadat ik er zelf mee geleefd heb, nadat ik gerepeteerd heb en er concerten mee heb gegeven. Want de waarde van muziek kan alleen maar bepaald worden als je na een lang proces de mogelijkheden ervan hebt blootgelegd. Muziek geeft zich maar traag prijs. Interpretatie van muziek is niet iets wat je zoekt, ze komt naar je toe. Veel dirigenten zitten in het routinematige bedrijf en raken niet verder dan het handig in elkaar knutselen van een interpretatie.’

 

Beethoven hechtte veel belang aan interpretatie, getuige ook een herinnering van zijn leerling Ferdinand Ries. ‘Wanneer ik iets fout speelde […] zei hij nooit iets. Alleen bij een gebrek aan expressie of karakter werd hij woedend, omdat volgens hem het eerste gewoon toeval is, terwijl het tweede wijst op een gebrek aan inzicht.’

Op dezelfde manier werkte Beethoven met zijn orkesten. Hij kon zich verliezen in details en staat bekend om de precieze aanwijzingen waarvan hij bijna elke maat van zijn composities voorzag. Vooraan stond echter begrip van het geheel, zoals zijn assistent Ignaz von Seyfried beschrijft. Wanneer de musici ‘zijn intenties begrepen […] stroomden de vreugde en de voldoening in zijn gezicht.” Volgens Von Seyfried waren deze momenten voor Beethoven waardevoller dan “welk applaus ook van een groot publiek.’

 

In uw biografie schrijft u dat zich in de tijd van Beethoven een tendens aftekent die tot vandaag aanhoudt: een terughoudendheid bij het publiek ten aanzien van nieuwe muziek.

‘Één reden waarom het publiek op de klassieke stukken blijft terugvallen heeft te maken met een structureel tekort: muziek heeft een verloop in de tijd. Wanneer je een deel van een symfonie voor het eerst hoort, is het alsof je een schilderij bekijkt op drie centimeter afstand en het systematisch scant van links boven naar rechts beneden. Wat heb je dan gezien? Alleen details, maar niet de grote samenhang. De tweede keer bekijk je het op zeven centimeter afstand. Pas na de tiende keer hoor je het werk in zijn totaliteit. Bij een schilderij daarentegen kijk je eerst met een afstand en krijg je meteen inzicht in de structuur. Met andere woorden: men moet een muziekstuk dikwijls horen opdat dit mechanisme werkt. Waarbij natuurlijk ook de vertrouwdheid met de taal helpt. De Matthäus-Passie is een ander soort taal dan een song van David Bowie. De enorme vertrouwdheid die de mensen vroeger hadden met één soort muzikale taal is weggevallen. We hebben tegenwoordig een heel eclectisch consumptiepatroon; bij muziek is dat een nadeel, want je moet de regels kennen.’

U kijkt geloof ik niet uitsluitend positief naar het Beethovenjaar 2020.

‘Er is in Duitsland veel geld ter beschikking gesteld en je ziet dat iedereen daar als op een honingpot op af is gekomen. Sommige projecten zijn vergezocht. Als ik van initiatieven hoor in de trant ‘we gaan alle symfonieën van Beethoven spelen’, telkens gekoppeld aan een hedendaags stuk, waarbij het hedendaagse dan een reflectie moet zijn op het origineel, dan denk ik: Wat heeft het een met het ander te maken?’

Het lijkt er ook op dat Duitsland, net als bij het Bauhaus-jubileum, de kans heeft gegrepen om zich via een wereldwijd bekende naam positief te profileren.

‘Ja, misschien. Beethoven staat ook gewoon voor een bepaald soort van Duits-zijn.’

Wat houdt dat in?

‘De overtuiging dat ik, mits ik de juiste omstandigheden creëer en discipline heb, automatisch beter zal worden en dat het mogelijk is om excellentie te bereiken. Beethoven geldt als vernieuwer. Bij hem was vernieuwing nooit een doel op zich, maar het gevolg van een algemeen streven naar excellentie. De kunsten, de wetenschappen en ook de politiek zouden enorm gebaat zijn bij dit begrip van vernieuwing. Creëer omstandigheden waarin mensen op de beste manier kunnen excelleren, en daaruit zal automatisch vernieuwing volgen. Vernieuwing ontstaat niet op commando.’

 

Verhuisdrift

Ludwig van Beethoven werd 250 jaar geleden in Bonn geboren. Als 22-jarige verhuisde naar Wenen om les te nemen bij Haydn. Binnen Wenen verhuisde hij maar liefst 72 keer; toch zou hij er tot zijn dood in 1827 blijven wonen. Hij begon zijn carrière als pianist en legde zich vanaf zijn dertigste steeds meer toe op het componeren, ook vanwege zijn toenemende doofheid. Hij schreef negen symfonieën, waarvan de vijfde en de negende de meest bekende zijn, en tal van composities voor piano. De bekendste zijn Für Elise, de Mondschein-Sonate en de Appassionata.