Een stukje tijdgeest kopen

Als hij op het knopje ‘Kunsthal’ drukt, zakt de lift in zijn woonhuis zachtjes naar de verdieping waar het grootste deel van zijn kunstcollectie een plek heeft gekregen. Jacques Defauwes (Sibbe, 1948), collectioneur en orthopedisch schoenmaker in Heerlen, koopt al veertig jaar kunst en verkocht nog nooit een werk.

“Als ik een week of acht hard heb gewerkt, dan wil ik wel iets voor mezelf hebben. Voor de prestatie die ik heb geleverd. Een geestelijke vergoeding, voor mijn part een vergoeding voor het lijden. Als ik kunst koop, check ik als het ware mijn leven – van de 7-jarige misdienaar in Sibbe tot de man van bijna zestig in Heerlen – en ga te biecht bij een kunstenaar. Die vertaalt iets voor me dat ik kan invoelen.”
Defauwes houdt halt bij zijn jongste aankoop. Het beeld op een manshoge sokkel, omkleed door een satijnen kleed afgezet met paarlemoeren knopjes, doet denken aan een monstrans, maar het betreft hier een weldadig versierde kuisheidsgordel in zilver. Hij knijpt zijn ogen tot streepjes die stralen van genot.
“Het is niet zo dat ik elke keer als ik hier rondloop een godverschijning krijg. Ze zeggen wel eens: jij moet hier zalig gelukkig worden. Hoezo? Ik koop om alert te blijven, een conflict aan te gaan. Niet om mijn huis te versieren. Ik heb iets met kunstenaars die mensen duidelijk kunnen maken dat er zoiets bestaat als beschaving. Die onrecht aan de kaak stellen. Zoals Jaap Mooy. De beleving van massagraven die spreekt uit zijn werk, dat willen de meeste mensen echt niet in huis hebben, maar ik wil dat bij wijze van spreken elke dag ondergaan. Mooy kwam voor slachtoffers op. Ik heb dagelijks met mensen van doen die op de een of andere manier minder vrij zijn in hun keuzes, bijvoorbeeld omdat ze orthopedische schoenen dragen. Het is misschien een klein ongemak, maar kan een grote impact hebben als je naar een feestje gaat of als het zomer wordt.”
“Ambachtelijkheid speelt altijd een rol als ik iets koop, maar het werk moet vooral verwantschap hebben met de tijd waarin we leven. Ik wil de tijd vastleggen door dingen te kopen, een stukje tijdgeest kopen. Laten zien dat alles verandert. Bij mensen de angst proberen weg te nemen dat ze altijd hetzelfde moeten blijven. Dat kan ik via mijn collectie laten zien. Vroeger lag al die kunst onder het bed. Nu kan ik het werk tonen op een manier die recht doet aan de kunstenaars.”
“Ik was pas in Istanbul. Je kijkt je ogen uit. Je ziet burka´s maar evengoed etalages vol prachtig damesondergoed. Is een burka wel zo seksloos, kun je je afvragen. Er wordt in Nederland een conflict uitgevochten over hoofddoekjes en burka’s. Dat sluit mooi aan bij dat beeld van de kuisheidsgordel. Kijk, ik ben een man van zestig geworden maar al die dingen van vroeger, tot en met de zwarte kappen van de nonnen, het zit er nog allemaal in.” Hij keert terug naar zijn laatste aanwinst. “Het mag eigenlijk niet”, gniffelt hij en tilt vervolgens het middenstuk van het werk dat op een monstrans lijkt op en loopt er enkele plechtige passen mee. Relativeert dan: “Religie is iets bovenmenselijks. Ik hou het liever bij mensen. Als het goed is heeft in de hemel niemand meer iets aan mijn schoenen.”