In de reeks Oude en jonge klassieken in tijden van corona schrijft Ben van Melick vandaag over Baal van Bertold Brecht.

Baal is de eersteling van theatermaker, schrijver en dichter Bertolt Brecht (1898-1956). De twintigjarige Brecht voert in dit stuk Baal op, een miskende dichter die categorisch weigert zich te conformeren aan de waarden en normen van de burgerlijke moraal.

Baal is de prototypische Bürgerschreck voor wie niets heilig is behalve zijn onafhankelijkheid. Die meet hij af aan wat hij zich kan permitteren aan bot gedrag, provocerende meningen en ongebreidelde vraat- en drankzucht. Hij is innerlijk en uiterlijk alles wat de burger verafschuwt: de oorspronkelijke titel luidde veelbetekenend Baal frißt! Baal tanzt!! Baal verklärt sich!!! In de eerste scene al wordt de toon gezet, na een poëzievoordracht schoffeert hij het deftige burgerpubliek dat hem de hemel in prijst: Ich will euch zeigen, wer der Herr ist.

De dichter Baal heeft trekken van de jonge Brecht zelf: gesjeesd student, supergetalenteerd schrijver en radicaal activist die zich onderdompelt in de geneugten van het turbulente naoorlogse München. Hij is nog niet de marxistische wereldverbeteraar, leeft op de toppen van urbane vitaliteit waarin de oude wereld en de oude kunst dissoneren.

Mijn eerste confrontatie met Baal vond plaats op dinsdag 21 april 1969 ’s avonds laat. De Duitse televisie vertoonde de gelijknamige film van Volker Schlöndorff met in de hoofdrol de alles en iedereen om zich heen verpletterende jonge, vadsige Rainer Werner Fassbinder.

Bloedstollend, de poëtische kracht, de brute recalcitrantie, de ongecontroleerde heftigheid, het gitzwarte perspectief. Schijt aan alles. Wie Baal tegenkomt, trekt aan het kortste eind, Baal zelf ook: hij crepeert uiteindelijk in zijn kot, in een bijna absurdistische setting.

Door Fassbinder groeide Baal voor mij uit tot een mythische figuur, even geëngageerd als onverschillig, die schurft heeft aan de mensen maar niet zonder hen kan. Voortdurend in de weer zijn superioriteit te bewijzen met de taal als wapen. Zijn houding tegenover vrouwen is even zielig als perfide. Eigenlijk is deze Baal een verachtelijk persoon. Ridder van de laffe figuur, antiheld bij uitstek.

Toentertijd was ik ondersteboven van zijn lef en consequentie. Nu lees ik Baal als karikatuur van de Romantische kunstenaar: de hyperindividualist die zichzelf, zijn kunst en zijn publiek in wezen veracht. Daarmee schetst Brecht de uiterste consequentie van de condition humaine: het menselijk tekort is ook het tekort van de kunst. Wie meent dit te moeten versluieren, krijgt het masker afgerukt. Zo gezien is Baal een voorbode van het episch theater met zijn vervreemdende effecten.

Na de tv-uitzending verboden de erven Brecht verdere vertoningen; de film is enkel op dvd te zien. Brecht zelf was nooit helemaal tevreden met het stuk, hij schreef er wel drie versies van.

BEN VAN MELICK