Kraaiende hanen, katten, ezel, geiten. In de schommelbank hangt Jackie Smeets, cultuur- en talentmakelaar bij productiehuis VIA ZUID. Haar familie bewoont al generaties Op Kapittelsbos, een boerderij in het Midden-Limburgse dorpje Grathem. “Misschien wil ik het leven wel als een grote roman kunnen zien en beleven.”
MODE “Ik kom misschien heel nonchalant over, maar ik ben ontzettend ijdel. Dus als ik kleren koop dan is het meestal merkkleding en die combineer ik dan met tweedehands of vintage dingen. De laatste jaren kies ik vooral Scandinavische merken als Acne Studios, Hope of Gustav. Ik hou erg van ritsjes en andere details, die anderen waarschijnlijk niet eens opvallen. Met mijn beste vriendin, die twee jaar geleden overleed, ging ik steevast na het Limburg Festival kleren kopen in Maastricht. Meestal kocht ik meer dan haar.”
“Ik heb het van mijn moeder denk ik, die draait haar hand niet om voor een jas van vijfhonderd euro. Als ze cash geld had gebeurd voor de varkens, ging ze een paar keer per jaar shoppen in de beste damesmodezaken in Roermond. Mijn vader niet, die gaat al honderd jaar naar Modecentrum Frans Theelen in Roggel.”
THEATER “Via de festivals en het straat- en locatietheater ben ik in het wereldje gerold. Heb heel veel van de Dogtroep gezien, Vis à Vis, de Lunatics; ik ging naar Oerol, het Nazomerfestival, de Boulevard en de Parade. Iedereen heeft het altijd over de katholieke roots als oorsprong van het theater. Ik niet. In de kerk zitten met natte haartjes was voor mij een moment van bezinning. Ik heb er hooguit de waardering voor rituelen en Gregoriaanse muziek opgedaan.”
“Met grote gezelschappen als Toneelgroep Amsterdam ben ik het contact volledig verloren, daar ga ik niet meer naar toe. Geef mij maar een supermoderne bewerking van jonge makers dan een pretentieus, klassiek gebleven stuk. Als ik het mooi móet vinden, laat dan maar. Dat is recalcitrant ja. Hier in de schuur hadden we een concert van Strijbos & Van Rijswijk, heel mooi en intiem. Ze speelden met lucht en een blaasbalg. ‘Ik dacht dat we naar een accordeonconcert gingen’, riep mijn vader. Geniaal, krijgen wat je niet verwacht. En mooi als je andere mensen daar ook ontvankelijk voor kunt maken. Al blijft dat zoeken.”
MUZIEK “Op mijn zeventiende reisde ik met een tante vijf weken naar een oom die priester was in Tanzania. Dat was mijn kick off op cultureel gebied. De Afrikaanse muziek is mijn basis. Ik heb helemaal niks met de Beatles, Stones, Springsteen of U2, dat is me allemaal te wit en te hoekig. Bovendien kan ik op die muziek niet dansen. Geef mij maar soul en funk; het plezier moet er vanaf spatten.”
“In de jaren negentig nam iemand me mee naar een galerie in Goirle waar de Amerikaanse Meredith Monk een soort privé-concert gaf. Ze speelde er op een keyboardje voor twintig man. Ik had nog nooit van haar gehoord maar ben haar altijd blijven volgen. Misschien omdat ze veel religieuze en etnische klanken bewerkt.”
“Toen ik vier jaar geleden een hersenbloeding kreeg en ik hele dagen op de bank doorbracht, heb ik de muziek herontdekt: Arvo Pärt, Caetano Veloso, Anouar Brahem en de Canto Ostinato van Simeon ten Holt heb ik wel honderd keer beluisterd. Daar werd ik heel rustig van. Muziek komt bij mij heel direct binnen. Jacqueline du Pré in de opening van Celloconcert in e mineur van Edward Elgar: bof, dat gaat meteen naar mijn buik.”
BOEKEN “Op de boerderij was het altijd druk, we zijn voor een deel opgevoed door een buurvrouw die zelf geen kinderen had. Zij bracht me in contact met de buitenwereld. Ik was de eerste thuis die met mes en vork ging eten, de eerste die biefstuk stroganoff of kalfszwezerik at. Ik werd de snob van de familie genoemd. Ik vind alles wat anders of nieuw is interessant.”
“Ik was vijftien toen ze stierf, dat was echt een shock. Bij wijze van rouw ben ik gaan lezen over het boeddhisme. Ik las ook alles van Herman Hesse. De Amerikaanse schrijver Robert M. Pirsig is net overleden, het krantenknipseltje van zijn dood heb ik in Zen en de kunst van het motoronderhoud gestoken. Echt een bijbeltje voor me. Ik ben ook motor gaan rijden. Die filosofische blabla, ik snapte er niet veel van, maar ik vond het fantastisch.”
BEELDENDE KUNST “Beeldende kunst raakt mij nooit zo diep als film, muziek, literatuur of theater. Ik heb het altijd moeilijk gevonden. Ik ging nooit naar musea, doe het nog steeds niet snel uit mezelf. Ze geven me te weinig context of houvast. Al vormen Insel Hombroich in Neuss of De Pont in Tilburg daar een uitzondering op. Misschien omdat ik daar makkelijk toegang vind tot de kunst. Van Anish Kapoor en Bill Viola bijvoorbeeld. Of die gang van honingmuren van Wolfgang Laib. Misschien heb ik beleving nodig om mijn verbeelding te prikkelen.”
FILM “Het valt me op dat jonge makers weer terugvallen op filmmakers uit mijn studententijd, zoals Jim Jarmusch of Andrei Tarkovsky. Stilte en stilstaan zijn actuele thema’s. Een jonge maker zei onlangs tegen me dat vrijwel iedereen in haar omgeving kampt met depressiviteit. Dat had volgens haar te maken met de overprotectie van ouders, die prinsen en prinsesjes maken van hun kinderen. Jonge theatermakers reflecteren daar op. Ik las laatst dat ouders in de speeltuin elke achttien seconden naar hun kind kijken. Je gunt ze een boerderij. Wij hebben vroeger allemaal wel eens in de beek gelegen, terwijl we niet konden zwemmen. En de grootste pestkop sloeg ik op zijn bek. Nu komen de politie en de kinderbescherming erbij. Laat ze af en toe toch eens lekker matten.”