Soms is je best doen niet genoeg

Eén dag en 21 uur (op haar site tikt een teller elke seconde weg) vóór het verschijnen van haar tweede roman De verdwenene zitten we in het ‘werkhuis’ bij Lot Vekemans, een op maat gemaakte schuurwoning in een bos- en heiderijk gebied onder Nijmegen. Aan het einde van het gesprek zegt ze: ‘Twee keer in mijn leven heb ik geprobeerd te stoppen met schrijven. Het is me niet gelukt. Ik kan met heel veel dingen stoppen, maar niet met schrijven.’ 

Film

‘Het eerste wat me te binnen schiet is Dogville van Lars von Trier. Het decor is niet meer dan de plattegrond van een dorp. Een theatrale setting, en toch een honderd procent film. De dorpelingen maken misbruik van de kwetsbaarheid van een vrouw op de vlucht, gespeeld door Nicole Kidman. Ze praten hun gedrag goed, maar haar wraak is niets- en niemand ontziend. Aan het eind zit ze met haar vader, een maffiabaas, in de auto. Hun dialoog heb ik compleet uitgeschreven. “Toch hebben ze hun best gedaan”, zegt hij over de dorpelingen. Dan zegt zij: “Soms is je best doen niet genoeg.”

Dogville is een film die echt iets met je doet. Dat gevoel is in de verdovende overconsumptie van Netflix verloren gegaan. Intussen heeft Netflix ook goede documentaires. Zoals de reeks van Martin Scorcese met Fran Leibowitz. Als die vrouw, vanuit haar met boeken volgestouwde appartement buiten de deur komt, stapt ze bijna in een  personage. De serie is meer een spontaan opgenomen onewomanshow dan een docu. Het is vermakelijk is schudt ook even aan je eigen denken.’

Architectuur

‘Ik heb sociale geografie gestudeerd, over hoe de ruimte de mens beïnvloedt, en omgekeerd. Het belang daarvan wordt onderschat, ook door architecten. Ik bezoek graag beroemde huizen. Het is ooit begonnen in Barcelona, bij Gaudí. De Sagrada Familia is natuurlijk een megalomaan project. Zijn huizen zijn ook monumentaal, maar vooral erg leefbaar. 

Gebouwen moeten in harmonie zijn met de plek. Dat maakt het materiaalgebruik erg belangrijk. Ik zit hier in een natuurgebied, daarom is bijna alles hier van hout. Het grote raam ligt op het noorden, daardoor heb ik geen last van de warmte.’

Muziek

‘De piano die hier staat, is van mijn overleden vader. Zelf speel ik gitaar. Hier in huis luister ik betrekkelijk weinig muziek. Ik kan niet én muziek luisteren en iets anders doen.

De toneelstukken van Lot Vekemans (Oss, 1965) worden in 35 landen opgevoerd. Het veelgeprezen Gif (2010) is in 17 talen vertaald. Ze woont bij Langenboom. Recentelijk verscheen haar tweede roman De verdwenene.

Ik hoefde nooit op zoek naar muziek en kreeg altijd alles aangereikt. Het was als een snoepdoos. Als kind was dat vooral klassieke muziek en jazz. Kind of Blue van Miles Davis stond zo vaak op, die plaat kende ik uit mijn hoofd. 

Ik hou vooral van muziek met bijzondere stemmen. Zangers. Zoals de Franse countertenor Philippe Jaroussky, toen ik die hoorde viel ik compleet stil. Net als bij K.D. Lang, een Canadese country-zangeres. Dan zoek ik op waar ze optreden en ga ernaar toe.

En dan zijn er nog Carole King, Stevie Wonder en David Bowie. Waarom juist zij? Omdat ik ze geloof. Wat ze doen, kan op geen enkele andere manier. Bowie is dood, van King en Wonder hoor je niets meer. Dat is interessant. Misschien omdat ze hun beste werk gegeven hebben?’

Beeldende kunst

‘Mijn moeder nam me als kind mee naar musea. Nog steeds loop ik zonder directe aanleiding een museum binnen. Ik ga dan nooit van kunstwerk naar kunstwerk. Ik ben erg van dingen per ongeluk ontdekken. Ik zie iets, loop ernaar toe, ga ervoor zitten en laat het op me inwerken. 

Van tentoonstellingen is me het Van Gogh overzicht in Kröller-Müller Museum bijgebleven, jaren geleden alweer. Daar moest ik van bijkomen, ook al had ik die schilderijen al 100.000 keer gezien. Er waren werken bij die ik in me kon voelen. Hetzelfde had ik met een Picasso & Matisse expositie in Tate, over hun vriendschap en rivaliteit. En de Blaue Reiter-tentoonstelling in Basel. Het heeft me altijd geïnteresseerd hoe kunstenaars op elkaar reageren, hoe ze groepen vormen, samen optrekken.’  

Boeken

‘Een boek moet me het gevoel geven dat ik ergens anders terecht ben gekomen. Het moet ruimte laten waar je als lezer doorheen kunt vallen, naar een wereld onder de woorden. De boeken van Coetzee bieden die ruimte. En Gerbrand Bakker, vooral in De omweg. Ik snap niet dat die roman geen grote prijs heeft gewonnen.

Drie jaar geleden heb ik online een geheugentraining gedaan. Ik leerde toen elke week een gedicht van buiten, en kwam erachter dat ik het toen op een veel dieper niveau begreep. Dat ik het kon voelen, omdat ik me erin kon laten vallen. Het zou een vak moeten zijn op school: gedichten uit het hoofd leren.’  

Theater

‘Het magistrale van toneel is dat het live is. Het gaat om de ervaring, je moet het beleven. Net als dans. Elke opvoering is anders. Het mooie is ook dat het de uitkomst is van een samenwerking. Bij een goeie samenwerking stuw je elkaar omhoog. 

Ik ben opgegroeid in de jaren tachtig, de tijd van het doemdenken en van ‘no future’. De toenmalige rector magnificus van de Universiteit van Utrecht zei tegen ons: “Neem een richting die je leuk vindt, want er is toch geen werk”. In het theater was de houding niet veel anders. Je deed wat je interessant vond. Het ging niet om de vraag wat men ervan vond, maar om het opdoen van nieuwe ervaringen. Juist dan heeft het theater veel te bieden.  

Die houding mis ik tegenwoordig. Het publiek gaat zitten en denkt: kom maar op, maak mijn verwachtingen waar. Makers vooral bezig met de vraag hoe iets wordt ontvangen. Terwijl het mooie van theater juist het opdoen van ervaringen. Het gaat om de dialoog. Daar blijft op deze manier weinig van over.’  (WS)