Gewone dingen worden bijzonder bij Demakersvan
Ze moesten er met z’n drieën hartelijk om lachen aan de keukentafel. Brad Pitt die afgelopen zomer op de kunstmanifestatie Art Basel een Cinderella wilde kopen. Het ontwerpcollectief Demakersvan is toch echt wel wat gewend inmiddels. Zo werd de grillige tafel van 57 lagen berkenhout multiplex twee jaar geleden al aangekocht door het MoMA in New York. Maar dat zo’n Brad Pitt dan vervolgens langs komt voor een tafel, dat was toch wel weer een mijlpaal. “Toen we onze tafel aan het MoMa verkochten waren we nog groentjes”, zegt Jeroen Verhoeven, die met zijn tweelingbroer Joep (Tegelen, 1976) en Judith de Graauw (Oss, 1976) Demakersvan vormt. “We hebben het MoMa ook een gewone factuur gestuurd. Terwijl je hooguit kostprijs vraagt aan zo’n prestigieus museum. Want het is natuurlijk een enorme eer. Tja, wisten wij veel.”
Inmiddels weten ze wel beter. Dus gingen ze na het lachen en de koffie gewoon weer over tot de orde van de dag. “Het laatste wat we willen is een soort celebrity design maken.”
Inderdaad is de glitter en glamour van Hollywood niet het eerste wat je te binnen schiet bij het zien van hun werk. Het leren zitkrukje Lost and found met zijn uitvergrote stiknaden, een ontwerp van Judith dat in productie is bij Montis. Joeps Lace fence, een hek waarin een decoratieve afbeelding is geknoopt en dat door critici werd bejubeld als een ‘poëtisch manier om veiligheid een menselijk gezicht te geven’. Het zijn gebruiksvoorwerpen. Weliswaar heel bijzondere. Vervaardigd met hightech technieken, zoals het lasergesneden multiplex. Of met een conceptuele twist, zoals een tuinlamp met een windmolentje dat de energie levert. Maar toch, gebruiksvoorwerpen. Gewone dingen worden bijzonder bij Demakersvan. “Daar kan ik me wel in vinden”, knikt Judith.
Het is hard gegaan met het ontwerptrio sinds ze drie jaar geleden afstudeerden aan de Design Academy in Eindhoven. “We woonden en werkten toen al samen op een boerderij in Nuenen. We beïnvloeden elkaar zo sterk dat we besloten samen verder te gaan en onze ontwerpen onder één gezamenlijke vlag uit te brengen”, zegt Jeroen, die afstudeerde met de Cinderella, de primus inter pares in het Demakersvan-oeuvre. De oplage van de tafel is twintig. Voor één exemplaar werd onlangs 253.000 euro betaald. Jeroen grinnikt: “Die moeten we nog maken.”
Het gaat Demakersvan dus ook financieel voor de wind? “Dat valt best mee hoor. Galeries nemen de tafels voor een vast bedrag af. We durven nog niet eens eenzesde van dat bedrag te vragen. Van het prijsverschil zien wij geen cent terug. Maar we mogen niet klagen hoor.” Daarbij, twee exemplaren blijven gereserveerd voor de familie.
Inmiddels is de boerderij in Nuenen verruild voor een opvallend nette studio in Rotterdam. Terwijl hun ontwerpen er juist uitzien als alsof ze al zagend en naaiend zijn vormgegeven; de genaaide Lost & found of het gehaakte Lace fence. “De studio gebruiken we vooral om met klanten af te spreken. Voordat een architect 800 vierkante meter hek koopt, wil hij eerst met ons om de tafel zitten”, verklaart Judith. Jeroen zucht: “Dat hoort er ook bij.” Wel hebben ze naast het kantoor een kleine werkplaats – feitelijk niet meer dan een grote bezemkast met wat zaagmachines en een werkbank.
Daar pingpongen ze onderling met ideeën. “Als ik een schets maak, dan gaat Judith er vervolgens nog eens overheen. Joep bemoeit zich dan weer met het materiaal. Dat proces verloopt heel vanzelfsprekend.” Terwijl Joep toch het overgrote deel van het jaar in India zit om de productie van de Lace fence te begeleiden. Daar hebben ze een eigen fabriek die de wereldwijde opdrachten voor de op maat gemaakte hekken uitvoert. Zo werd voor Nike een Lace Fence vervaardigd met een dunkende basketballer boven de swoosh, het gekrulde Nike-logo. “Aan het einde van het jaar werken er meer dan tachtig mensen in deze fabriek.”
De fabriek in India is meer dan een steady bron van inkomsten. “Het is ook een laboratorium.” Jeroen legt uit: “Stel, je laat driehonderd bouwvakkers elke dag naar een werkplaats gaan. Maar in plaats van een gebouw maken ze een meubel. Hoe zou zo’n meubel er dan uit zien? Daarover brainstormen we nu. Kun je een kast of een bureau maken dat is opgebouwd uit ontelbare minuscule schroefjes, boutjes en andere elementen van goud.” Hij houdt een boutje van drie millimeter omhoog. “We praten met edelsmeden en juweelmakers over wat mogelijk is. Het in elkaar zetten van zo’n meubel kan dan in onze fabriek in India. Dan laten we daar zeg maar tientallen mensen een jaar aan werken. Dat filmen we dan ook, als een soort mierenhoop van boven. Want het scheppingsproces is onlosmakelijk verbonden met het uiteindelijke product.” Ze hopen er drie van te kunnen maken. “Alleen al de productiekosten bedragen zo honderdduizend euro.”
Maar eerst start in India de productie van LS, een nieuw bureau met eenzelfde wulpse vorm als de Cinderella. “Maar dan nog sexier.” In plaats van gelaagd hout is dit bureau opgebouwd uit glanzende platen van donker aluminium. De platen hebben elk een andere gewelfde vorm en worden in Europa vervaardigd met industriële stempelmallen. De losse platen worden vervolgens in India geassembleerd en afgewerkt.
Ook LS (“een verwijzing naar de briefaanhef”) wordt ‘jammer genoeg’ een gelimiteerd product. “Voor elke plaat moet een aparte mal worden gemaakt dus reken maar uit. En als een ontwerp zo veel geld kost, dan willen de galeries ook iets exclusiefs bieden. Zo werkt het systeem.” Daarom maakten ze onlangs drie special editions van marmer van de Cinderella¬ – “in opdracht van een galerie”, zegt Jeroen er maar bij. Want voor het eerst kreeg Demakersvan ook stevige kritiek te verduren. Het is immers die gelaagde houtstructuur die de tafel juist bijzonder maakt. “We wilden graag werken met een ander materiaal. En dan blijft marmer toch als enige over. Dat is onvergankelijk, denk maar aan Romeinse beelden.”
Wat het ontwerperstrio vooral stoorde, was dat de galerie er te snel mee naar buiten kwam. “Ik had liever gewacht tot we nieuwe ontwerpen hadden gepresenteerd. Dan was die marmeren editie een sluitstuk geweest.” En vervolgens las hij ook nog eens her en der dat de tafel uit één stuk marmer zou bestaan, terwijl het drie gelijmde stukken zijn. “Zo lijkt het toch een beetje alsof we telkens weer dat ene idee uitmelken.”
Nog steeds moeten ze wennen aan deze ongeschreven regels in de kunstwereld. “Met schimmige afspraken, veel politiek en astronomische bedragen. En daar heb je als kunstenaar of ontwerper geen enkele grip op”, zegt Judith. Daarom hebben ze de verkoop van hun werk voorlopig beperkt tot twee galeries. In New York staan ze bij de bekendste designgalerie van de VS, Friedman & Benda. Daarnaast hebben ze een overeenkomst gesloten met Haunch of Venison, de internationale galerieketen van Christie’s die ook Tobias Rehberger en Bill Viola in de stal heeft. Ook verkopen ze regelmatig werk aan een tiental vaste verzamelaars. Jeroen: “Dan heb je het echt over de Ambramovitsj-en van deze wereld. Zulke contacten lopen ook altijd via hun galeries.”
Tegelijkertijd hebben ze voor zitzakkenproducent Fatboy een handzame tas ontworpen. “Dat is een van de weinige bedrijven waarvan ik me kan voorstellen dat we daar in de toekomst voor blijven werken. We krijgen er alle vrijheid.” Maar verder geniet het ontwerpen voor de industrie weinig prioriteit. “We hebben wel veertig van zulke schetsen”, zegt Jeroen terwijl hij een computeranimatie laat zien van een lamp die oogt als een boom. Hoewel de lamp eruit ziet alsof hij zo de winkel in kan, duurt het uitontwikkelen van zo’n schets tot een kant-en-klaar product een half jaar. Daarom houden ze deze ontwerpen nog even voor zichzelf. “We steken onze kostbare tijd liever in ontwerpen die we zelf kunnen maken of laten maken, dan dat we met een marketingman om de tafel zitten die per se een stapelbare stoel wil omdat ze die nog niet in de collectie hebben.” Ze heten tenslotte de Demakersvan en niet Debedenkersvan.
Vrijheidsdrang, misschien is dat nog wel de belangrijkste drijfveer achter het succes van Demakersvan. Met uiteraard een flinke portie talent. Want, zo zegt Judith, “ideeën verzinnen is niet zo zwaar. Het uitvoeren van die ideeën, dat kost energie. We zullen nooit gelukkig worden als we alleen maar dingen moeten ontwerpen die eenvoudig kunnen worden geproduceerd. We zoeken juist de grens op, een beetje de gevestigde orde opschudden. Waarom zou een ventilator niet in de kamer kunnen zweven, zoals een helikopter?”
Die vrijheid benutten ze ook optimaal. Als de New Yorkse galerist Barry Friedman belt met de vraag of ze iets kunnen maken voor een tentoonstelling in het voorjaar, dan voelen ze zich kunstenaar. Zitten ze met een aannemer om de tafel om het patroon van een Lace fence van honderd meter door te spreken, dan zijn ze ondernemer. En puzzelen ze met een modelbouwer over een zwevende ventilator, dan zijn ze weer die productontwerper waarvoor ze uiteindelijk zijn opgeleid.
Maar altijd met hetzelfde doel: de wereld net iets bijzonderder maken met hun ontwerpen.