wetenschappelijk verklaard

Maastricht is trots op André Rieu, de violist en orkestleider die miljoenen fans over de hele wereld in vervoering brengt. Een ‘wetenschappelijk onderzoek’ moest duidelijk maken waar dat succes vandaan komt. Echt doorwrocht is de eerste poging tot de Rieu-kunde niet. “Wat André Rieu doet, is welgedaan.”

De jonge André Rieu was diep onder de indruk van processies. De jaarlijkse Vrijthofconcerten van de violist/orkestleider zitten volgens cultuurhistoricus Jac van den Boogard vol verwijzingen naar die oude liefde. “Het processiebaldakijn is een enorme classicistische tempelgevel geworden”, inclusief sculpturen “allicht te interpreteren als herinnering aan de in processies meegedragen lokale heiligenbeelden en rijk met goud en juwelen beklede borstbeelden. Het prachtige kazuifel is geworden tot het eclectische kostuum met hagelwit gesteven jabot en decoratief medaillon van de maestro zelf, en de lichtblauwe engelen en witte bruiden…dat zijn de bijzonder fraai uitgedoste vrouwelijke musici uit het orkest van Rieu.”

In het boek Rieu. Maestro zonder grenzen van Maaike Meijer, Jac van den Boogard en Peter Peters, wetenschappers van de Universiteit Maastricht, zijn meer voorbeelden van dit soort vrije associaties te vinden. Maaike Meijer maakte een Vrijthofconcert mee en lijkt voor verklaringen vervolgens tamelijk lukraak uit allerhande theorieën te putten. Rieu spot met de opgelegde plechtstatigheid rond klassieke muziek, ontdekte Meijer. De UM-hoogleraar genderstudies en biograaf van de dichters Vasalis en Fritzi Harmsen van Beek herkent in het pleinconcert “de dynamiek van het middeleeuwse carnaval, dat volgens velen de uitlaatklep was waarbij het volk zich vrolijk kon maken over de clerus, de adel en de hoge burgerij, door te spotten met hun waarden en door omkering van de hiërarchie”. Het evenement raakt volgens haar ook aan de functie van het plein als centrale plek in de stad en maakt deel uit van emo-tv en de beleveniseconomie. En omdat het publiek tijdens een Rieu-concert , een “rollercoaster”, vergeet te mailen en te sms’en betitelt ze het optreden en passant als “een antidotum tegen multitasking”.

Ik had vroeger een leraar aardrijkskunde die bij zo’n overdaad aan antwoorden op een proefwerkvraag punten aftrok met als bijschrift “Hemabak-effect”. Hij hield er niet van als uit een hele reeks mogelijke het goede antwoord moest zien te graaien.

Hetzelfde gevoel bekruipt de lezer van Rieu. Maestro zonder grenzen. Van een boek dat het verschijnsel Rieu wil duiden, en de Maastrichtse stehgeiger ziet als een exemplarische casus voor “een hedendaagse culturele en maatschappelijke dynamiek”, mag meer focus worden verwacht. Slechts één wetenschappelijk artikel verscheen er tot nu toe over Rieu. Meijer, Van den Boogard en Peters vinden dat vreemd: “Alsof het Rieu-fenomeen geheel voor zich spreekt. We willen het terrein dat braak bleef liggen op zijn minst deels ontginnen.”

Dat vereist in elk geval een zekere wetenschappelijke distantie tot het onderwerp. Die ontbreekt regelmatig. Wat André Rieu doet, is welgedaan. Dat kan best de slotsom zijn na diepgravend onderzoek. Hier lijkt die conclusie vooraf al vast te staan. Vooral Van den Boogard grossiert in superlatieven. “Het was feest!,” schrijft hij naar aanleiding van Rieus concert op het Amsterdamse Museumplein op de dag van de inhuldiging van koning Willem Alexander. En meer in het algemeen over zijn optredens: “Zijn walsen zijn nostalgie, een zalfje voor de ziel; ze laten je even wegdromen naar een gelukkiger tijd, ze zijn net als sprookjes…Once upon a time…Forever!” Bij beschrijvingen van Maastricht en omgeving zit het chauvinisme de wetenschapper danig in de weg. “Limburg is de meest kosmopolitische regio van ons land” – daar zijn lang niet alle geleerden het over eens. En wat te denken van: “Na de eerste Eurotop (1981), en meer nog na het Verdrag van Maastricht (1992), stond de Limburgse hoofdstad definitief op de Europese kaart; twee decennia later is de stad ook in cultureel en muzikaal opzicht waarlijk een Europese stad. Dat laatste mag onder meer op het conto van Andre Rieu worden geschreven.” Zowel de eerste als de tweede stelling ontbeert elke wetenschappelijke onderbouwing.

Het beste hoofdstuk van het boek heet De arrangerende dirigent en is van de hand van cultuurwetenschapper Peter Peters. Hij ontleedt de werkwijze van Rieu door heel precies te kijken en te luisteren. De maestro is niet voor niets een meespelende stehgeiger. Als orkestleider hoedt hij zich voor de rol van de ongenaakbare grootheid à la Herbert von Karajan. Rieu is eerder de intermediair tussen orkest en publiek door de toeschouwers met presentatieteksten in de stemming te brengen voor de stukken die gaan komen. Af en toe een opgetrokken wenkbrauw en wat slapstickelementen helpen ook om de opgelegde plechtigheid van de doorsnee-concertzaal te doorbreken.

Nog aardiger is de uitleg over de arrangeerpraktijk. In het orkest van Rieu ligt het accent op de melodie en de basstemmen. De tussenstemmen, die in de loop van de negentiende eeuw een steeds belangrijkere rol kregen in de klassieke muziek, zijn weggelaten om het klankbeeld zo duidelijk mogelijk te laten zijn. Harmonisch kruiden of complexe akkoorden zijn niet aan de orde. Een stuk wordt zoveel mogelijk hapklaar gebracht. Grondig inkorten is evenmin een taboe. In een concert vol hoogtepunten kan alles wat ophoudt of afleidt verdwijnen.

Heel even raken de schrijvers aan andere interessante invalshoeken, zonder er al te diep op in te gaan. Rieu is overduidelijk beïnvloed door Duitse en Oostenrijkse artiesten die al eerder light-versies van klassiek brachten, zoals Rudolf Shock, Anneliese Rothenberger en Peter Alexander. De lijn tussen de instant-gezelligheid van zijn optredens en die van Das Sontagskonzert am ZDF (uitgezonden tussen 1969 en 2005) is een erg dunne. En hoe goed heeft Rieu gekeken en geluisterd naar de onlangs overleden Duitse orkestleider James Last? Hoeveel van diens happy party sound zit er in het immer optimistisch getoonzette repertoire van de Maastrichtenaar?

Maaike Meijer, Jac van den Boogard & Peter Peters – Rieu. Maestro zonder grenzen. Uitgeverij Thomas Rap. 18,90 euro

Boven: André Rieu in de tuin van zijn woning in Maastricht. Foto: Govert de Roos