In 1987 zong hij de jonge Sam in A Quiet Place van Leonard Bernstein. Ruim dertig jaar later zingt Huub Claessens de oude Sam. EMILE HOLLMAN sprak de bas-bariton, tevens jazzsaxofonist, op doorreis. “Niet van je stem houden en toch zanger zijn, dat is geen beste combinatie hè.”
Fez op het hoofd. Ringen aan elke vinger. Oorbellen. Sikje. Er hangt meer rock- ‘n-roll dan opera aan Huub Claessens. Hij is laat, verontschuldigt zich, heeft eindelijk eens door kunnen slapen. Vanuit het Poolse Szczecin, waar hij naar eigen zeggen de zwaarste rol uit zijn carrière zong in de nieuwe Franse opera Guru, is hij voor even terug in Maastricht. Hier zong hij in 1987 de jonge Sam in Leonard Bernsteins A Quiet Place, komende maand staat hij bij Opera Zuid in hetzelfde stuk als de oude Sam. “De cirkel is rond hè.”
Sinds april was hij precies twee dagen thuis in Wenen, waar hij sinds 1986 woont. Lachend: “Om mijn zomerkleren te verruilen voor mijn winterkleren.”
Huub Claessens (Ulestraten, 1960) zong in ’s werelds grootste operahuizen, soms stonden grote namen als Herbert von Karajan op de bok. Hij zong de Matthäus Passion in Japan, werd beroemd met Händel in Duitsland en ontdekte de jazz bij het orkest van Willy Schobben. In het Weense Jazzland, een van de oudste jazzclubs in Europa, krijgt hij twee avonden per jaar carte blanche. “In het begin heeft men me vaak aangeraden om de saxofoon links te laten liggen en me te concentreren op de zang. Dat kon ik niet. Ik heb mezelf nooit kunnen zien als iemand met de mooiste stem van de wereld. Niet van je stem houden en toch zanger zijn, dat is geen beste combinatie hè. Van mijn saxofoongeluid heb ik wel altijd gehouden, ik wist al vroeg dat mijn geluid mooi was.”
Er was altijd muziek in het leven van Huub Claessens. Thuis kwamen zowel professionals als amateurmusici over de vloer. Hij speelde saxofoon in de fanfare, zong in het kerkkoor. Later zou hij cum laude afstuderen in klassieke zang, opera en klassieke saxofoon aan het Conservatorium in Maastricht, en prijzen pakken, maar een gebeurtenis uit zijn jeugd ziet hij achteraf als bepalend voor zijn carrière.
“Mijn zus Sjaantje kreeg leukemie toen ik acht was”, vertelt hij in een hotelbar aan het Maastrichtse Vrijthof. “Ze was veertien en beeldschoon. Dat kwam aan in een klein dorp als Ulestraten. Soms gaf ze bloed over. In de twee jaar voordat ze overleed, kreeg ik zo weinig aandacht dat ik hoopte dat het snel voorbij zou zijn. Daarover voelde ik me best schuldig.”
De kleine Huub kroop weg in een hoek van de kamer bij de grammofoon en draaide eindeloos platen. Klassiek: De Tovenaarsleerling van Paul Dukas, Een Nacht op de Kale Berg van Rimsky-Korsakov en Le Sacre du Printemps van Stravinsky. “Niet dat ik het allemaal even goed begreep, maar voor mij is muziek film zonder film. Ik heb toen in de muziek dingen gezien die Walt Disney nooit heeft kunnen tekenen. Natuurlijk was er veel blaasmuziek om mij heen, mijn hart klopt nog steeds sneller als ik een goed harmonieorkest hoor, maar deze stukken brachten diepgang in mijn leven. Zonder die periode was ik, met alle respect, net als mijn zus Riet, een fantastische bugeliste, vooral actief gebleven in de blaasmuziek.”
Die verdieping zoekt Claessens ook in zijn rollen. “Opera is meer dan een toneelstuk met muziekbegeleiding. Ik studeer graag. Het liefste begin ik ’s morgens op de piano en als ik weer op de klok kijk, is het zes, zeven uur ’s avonds. Dan heb ik mijn stukken ingestudeerd, saxofoon gespeeld, beetje jazz gezongen, aan nieuwe liederen gewerkt, een arrangementje geschreven. Na A Quiet Place ga ik in Oostenrijk een experimentele Winterreise van Schubert hernemen met blaasinstrumenten. De impact zal groot zijn. Weinig mensen kunnen onbevangen naar muziek luisteren omdat ze al die andere klassieke interpretaties in hun hoofd hebben.”
Claessens is een muzikale omnivoor. Al lust hij geen popmuziek. “Die was bij ons thuis taboe. Mijn vader was daar tamelijk agressief in en ik beken dat ik dat een beetje heb overgenomen. Niet dat ik daar trots op ben. Ik kan beter zeggen: ik snap die muziek niet. Ik weet niet waar ik naar moet luisteren. Wat vertelt die muziek nou over de tekst? Waarom mag je de tekst niet verstaan? Waarom moet het zo simpel; waarom mag een popliedje geen maatwisselingen hebben of dynamische verschillen? Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Ik heb laatst A Practical Arrangement van Sting bewerkt. De structuur is niet heel erg interessant maar tekst en melodie zijn prachtig.”
Opera kon hij voor het eerst op waarde schatten bij de Opera Studio in Amsterdam. “Daar kreeg je ook balletles, en schermles. Het was net als het Conservatorium een ballenbak. We waren vrij en durfden alles. We deden La Bohème terwijl we daar eigenlijk de stemmen niet voor hadden. Ik leerde er dat het niet om de zang gaat, maar om het verhaal, om de opera zelf dus. Als Rodolfo zingt en je denkt alleen maar dat hij een mooie stem heeft, dan heeft hij niet goed genoeg gezongen. Je moet je hand in de schoot van je partner leggen en zeggen: shit, ben ik blij dat jij gezond bent. Dát moet het zijn. Het moet ongemerkt gaan, de muziek doet het zelf. Iedereen vindt de aria Che Gelida Manina prachtig. Maar die valt en staat bij de eerste toon vóór de aria. Als de klarinet en de harp een lage a spelen. De harp speelt hoop en liefde en de klarinet melancholie en verdriet. Als de handen van Mimi en Rodolfo elkaar raken dan moet je voelen dat het een liefde is zoals je die zelf graag zou willen hebben. En dan komt die aria.”
Gelukkig, zegt hij, wordt hij nog steeds emotioneel op de bühne. Bij de Matthäus Passion bijvoorbeeld, of laatst nog bij de opera Guru in Polen. “Je raakt aan emoties die jezelf hebt gehad. Soms voel ik ook een zekere zelfgenoegzaamheid hoor. Dat je in je eigen zingen voelt dat je contact maakt met het publiek, zodanig dat je er zelf emotioneel van wordt. Soms komt het door de collectieve energie of wederzijds respect.”
Claessens zegt nog altijd moeiteloos dat magere, breekbare, Limburgse jongetje van vroeger in zichzelf terug te kunnen vinden. Al heeft hij al eens een pianiste bij een bühnerepetitie laten zitten omdat ze de noten ongeïnteresseerd en niet mooi genoeg speelde, en een Oostenrijkse professor publiekelijk ‘gecorrigeerd’ nadat ze Schuberts Winterreise tijdens een inleiding naar zijn smaak te politiek had gemaakt. “Ik bedankte haar oprecht voor de mooie woorden maar maande het publiek uit het hoofd te komen en af te dalen naar de onderbuik omdat we deze reis allemaal min of meer meemaken en niet alleen in de winter. En dat ik het kon weten want ik had mijn grote liefde net op moeten geven. Iedereen werd er emotioneel van, ik ook. Ik zie musici niet als circusartiesten maar als heelmeesters. Via muziek kun je mensen in een spiegel laten kijken zodat ze hun eigen emoties ten diepste kunnen voelen en afvoeren. Ik moet er wel in geloven, ik ben geen circusartiest.”
A Quiet Place, Leonard Bernstein, door Opera Zuid. Première 9 november om 20.00 uur in Theater aan het Vrijthof Maastricht. Daarna tournee. operazuid.nl