Toen Louis Nauwelaers op 13 mei 1940 ontsnapte uit het gesticht van Rekem liep hij recht in de armen van de nazi’s. De volgende vijf jaar maakte hij een tournee langs concentratiekampen. Na de oorlog schreef hij alles op en verkaste naar Lourdes. “Misschien leeft hij nog wel”, zegt de man die zijn manuscript bezorgde.
Als Lodewijk Robert Nauwelaers in 1938 als achttienjarige wordt binnengebracht in de Rijksinrichting in Oud-Rekem heeft hij er al een leven opzitten. School niet afgemaakt, twaalf ambachten dertien ongelukken, veroordeeld wegens landloperij en oplichting. Omdat correctionele maatregelen geen vat op hem hebben, komt hij onder psychiatrisch toezicht. Als moreel ontoerekeningsvatbaar en onaangepast zonder berouw of schaamtegevoelens wordt Nauwelaars opgesloten.
Drie dagen na de Duitse inval in België op 10 mei 1940 ontsnapt Nauwelaers samen met achtentwintig anderen uit het gesticht. In groepjes trekken ze in hun zwarte kostuums via de Zuid-Willemsvaart noordwaarts. Tweeëntwintig vluchtelingen, onder wie Nauwelaers, gaan op weg naar As. Onderweg maken ze wapens buit waarmee ze op een Duitse motorrijder schieten. Ze worden opgepakt en op transport gezet naar gevangenis Berlin Alexanderplatz. Slechts twee van de 22 zullen de oorlog overleven.
In juli 1945 keert Nauwelaers als een van de twee terug naar België en begint aan zijn getuigenissen. Als hij naar Rekem om zijn spullen op te halen, wordt hij meteen ingesloten “voor de duur van de tijd dat hij afwezig was”. Dat hij de vijf jaar voorafgaand geslagen, vernederd en gemarteld was in Duitse kampen, maakt geen enkele indruk.
Gie van den Berghe (Gent, 1946), professor moraalwetenschappen en filosofie in Gent, vond de opgeschreven herinneringen begin jaren negentig in een afgedankte bibliotheek in Brussel. Van den Berghe controleerde de feiten en zorgde voor een commentaar op het relaas, waarin Nauwelaers minutieus verslag doet van zijn ontberingen. Hij schildert de erbarmelijke, mensonterende omstandigheden waarin hij verkeerde. Na Alexanderplatz komt hij terecht in Sachsenhausen, ook daar lukt het Louis niet om zijn grilligheid in toom te houden. Nadat hij een gasoven saboteert, wordt hij aan een ketting gehangen en uren gemarteld. Daarna verdwijnt hij drie maanden in een strafbunker. Als hij vervolgens wordt betrapt op het ‘robberen van vlees’ moest hij “alle dagen 40 kilometers ver met een rugzak van 20 kilo en schoenen die extra te klein gekozen waren een loopkoers afleggen, zulks duurde 21 dagen, Goede God, hoe heb ik zulke smarten kunnen uitstaan.”
Het wordt nog erger. Hij gaat op transport naar het Poolse Lublin, in een veewagen omgord met prikkeldraad, met doodzieke vastgebonden joden als haringen in een ton. Wie zijn behoefte moest doen, liet het lopen. Na zes dagen zonder voedsel worden ze geradbraakt uit de wagon geslagen.“Welke zuchten, kreten, jammerklachten geroep en gehuil hebben het menschelijk oor niet getroffen, en welke strijd om te mogen leven en zulks te behouden hebben deze honderde menschen als laatste doodstrijd niet doorgemaakt, waar niets hun sparen, noch redden kon.”
Gaande de jaren ontpopt Nauwelaers zich tot een van de weldoeners in het kamp, voor zover de omstandigheden dat toelaten. Van den Berghe noemde zijn boek De zot van Rekem al bewees Nauwelaers gedurende zijn jaren in het kamp allesbehalve gek te zijn. Hoewel hij ook na zijn vrijlating uit de inrichting in Rekem weer met justitie in aanraking kwam wegens diefstal uit een klooster, lukte het hem toch een toelage te krijgen als oorlogsslachtoffer. Hij vertrok naar het Zuid-Franse Lourdes waar hij door een kameraad uit Sachsenhausen aan een baan op de vuilniswagen werd geholpen.
Bij de presentatie van het boek in 1995 kwam hij niet opdagen. Van den Berghe had tweemaal telefonisch contact met Nauwelaers. Hij stuurde hem De Zot van Rekem toe, “maar nooit kwam er een antwoord. Ik weet het niet, misschien leeft hij nog wel.”