Volgend jaar is het tachtig jaar geleden dat Sergei Diaghilev, oprichter van het befaamde Ballets Russes, overleed. Sjeng Scheijen schreef een biografie over de man die in 1914 muziekgeschiedenis schreef met de geruchtmakende opvoering van Le Sacre du Printemps en vijftien jaar later arm als een kerkrat stierf. Scheijen, inmiddels werkzaam in Moskou, wil Diaghilevs graf in Parijs laten restaureren. “Met vijfduizend euro kom ik al een heel eind.”

Altijd de tsaar van het gezelschap

De uitslag van een kleine, volstrekt niet-representatieve steekproef in mijn directe omgeving spreekt boekdelen: van de vijftien ‘respondenten’ heeft niemand ooit gehoord van de naam Sergei Diaghilev (1872-1929). En toch meldt de achterkant van de binnenkort te verschijnen biografie Diaghilev, een leven voor de kunst dat we hier te maken hebben met ‘een van de allerbelangrijkste personages van de twintigste eeuw’.
Wie is die Diaghilev eigenlijk?
Aan wie kan de vraag beter gesteld worden dan aan de schrijver van die biografie, Sjeng Scheijen, sinds half december werkzaam als cultureel attaché aan de Nederlandse ambassade in Moskou. Scheijen: “Diaghilev was een fascinerende figuur vanwege zijn veelzijdigheid. Hij timmerde in zijn jeugd aan de weg als componist en zanger. Toen dat mislukte werd hij kunstverzamelaar en legde overal in Europa contacten met beroemde kunstenaars. Hij bracht een invloedrijk tijdschrift op de markt, ontpopte zich tot een gezaghebbend kunstcriticus, publiceerde een monumentaal boek over 18e eeuwse Russische kunst, vertrok naar Parijs waar hij de fameuze Ballets Russes oprichtte en werd in no time de belangrijkste man in de opera- en muziekwereld.”
Sjeng Scheijen (Maastricht, 1972) studeerde Slavische taal- en letterkunde in Leiden. Nog tijdens zijn studie werd hij door Henk van Os, voormalig directeur van het Rijksmuseum, gevraagd hem te assisteren bij een grote tentoonstelling van de Russische schilder Ilja Repin in het Groninger Museum. Vanwege zijn kennis van het Russisch vormde Scheijen al snel de onmisbare schakel tussen de Russische bruikleengevers en het Groninger Museum. Met 265.0000 bezoekers werd de Repin-tentoonstelling een doorslaand succes.
Er volgden nog twee exposities: ‘Het Russisch landschap’ (2004) en ‘In dienst van Diaghilev’ (2005). Scheijen, inmiddels opgeklommen tot gastconservator, zorgde voor de tentoonstelling, de catalogus en redigeerde het boek Ik zit vol grootste plannen, een selectie van Diaghilevs brieven. “Een biografie was een logische voortzetting”, vertelt Scheijen in een café in zijn geboortestad. “Als ik ergens induik, wil ik steeds dieper gaan. En hoe meer je ergens van af weet, hoe meer je tot de ontdekking komt dat je er niets van af weet. Bovendien is er in het buitenland, met name in de Angelsaksische landen, behoefte aan een biografie.”
De afgelopen drie jaar werkte hij praktisch onafgebroken aan zijn boek. Hij bestudeerde archieven in Sint-Petersburg, Moskou, Cambridge, Londen, Parijs en New York. ”Door sponsorgeld bij elkaar te scharrelen en zuinig leven is het me gelukt.” De brieven van Diaghilev worden bewaard in het Poesjkinsky Dom, het belangrijkste literatuurarchief van Sint-Petersburg. Op 23-jarige leeftijd schrijft Diaghilev aan zijn stiefmoeder: “Ik ben ten eerste een charlatan (maar wel eentje vol elan); ten tweede een groot charmeur; ten derde brutaal; ten vierde iemand die naar het schijnt geteisterd wordt door een complete afwezigheid van talent. En toch denk ik mijn ware roeping te hebben gevonden: een beschermheer van de kunst te zijn. Daarvoor heb ik alles in huis, behalve geld, mais ca viendra.”
Later, in de avant-gardistische salons van Parijs, gaat hij er prat op een telg te zijn van een rijke aristocratische familie. Maar Scheijen ontdekte dat de snoeverijen niet op werkelijkheid berusten. Sterker nog: Diaghilevs familie, die geld verdiende in de wodkastokerij, was al in 1890 failliet gegaan. En toen Sergei Diaghilev in 1929 stierf, was hij eveneens volkomen berooid. Alle verdiende geld investeerde hij namelijk in nieuwe projecten. Zijn persoonlijke bezittingen bestonden uit een paar kostuums en een collectie antiquarische boeken. “Er was niet eens genoeg geld om zijn begrafenis te betalen. Dat heeft Coco Chanel gedaan. Hij ligt begraven op San Michele in Venetië. Zijn graf is een puinhoop. Omdat 2009 het Diaghilev-jaar is heb ik een stichting opgericht met de bedoeling geld in te zamelen om het graf te fatsoeneren. Met vijfduizend euro kom ik al een heel eind.”
Het debuut van de Ballets Russes, in 1909 in het Parijse theater Châtelet, was een groot succes. Omdat Diaghilev in de muziek van Igor Stravinsky een vleugje Europees kosmopolitisme proefde, gaf hij hem de opdracht tot een schrijven van een aantal balletten, waaronder Le Sacre du Printemps. De première in 1913 werd een gigantisch schandaal. Veel toeschouwers waren geschokt door de chaotische muziek en de barbaarse bewegingen. Het leidde tot gefluit, boegeroep en vechtpartijen. De voorstelling staat geboekstaafd als het grootste oproer in de theatergeschiedenis van de twintigste eeuw.
Met zijn Ballets Russes, volgens kenners de trait d’union tussen het klassieke ballet en de eigentijdse dans, trok Diaghilev met succes door heel Europa (waar ballet op sterven na dood was). Zijn geheim: dansers van hoog niveau, verrassende decors en kostuums en originele muziek. Met sterdansers als Nijinski en Balanchine, decorontwerpers als Picasso en Matisse en componisten als Ravel, Debussy en Prokofjev bezorgde hij volgens zijn biograaf ‘de hippe dames en heren in Parijs kortademigheid met zijn gewaagde voorstellingen’.
Tegelijkertijd noem je hem een nationalist en traditionalist.
“Het waren gewaagde, seksueel getinte voorstellingen. Hij laat Nijinsky copuleren met een shawl en dat werd een ‘scandal’. Hij was modernist en avant-gardist, maar had ook de drang om het oude Rusland te laten herleven. Dat waren twee componenten van zijn persoonlijkheid. En ik noem hem een traditionalist omdat hij geworteld was in de klassieke danstraditie. Hij had een afkeer van jazz, begreep niets van improvisatie. En hij handelde autocratisch. Hij was de tsaar van het gezelschap, zijn wil was wet, hij geloofde in hiërarchie en moest niets hebben van democratie.”
Drie jaar na zijn dood werd in de Sovjet-Unie officieel het socialistisch realisme ingevoerd. Zal Diaghilev zich hebben omgedraaid in zijn graf?
“Zeer zeker. De relatie tussen hem en de Sovjet-Unie was zeer complex. Na de revolutie werd hij gevraagd om minister van cultuur te worden. Hij weigerde. Daarmee verspeelde hij zijn laatste kans om terug te keren. Zijn positie was problematisch: hij was entrepeneur, openlijk homoseksueel, zijn vader was gardeofficier van de tsaar en zijn beide broers behoorden tot de elite. Voor het regime was het een blamage dat de beroemdste Rus van buiten de landsgrenzen nooit naar huis kwam.”
“Om zijn reputatie te herstellen creëert Diaghilev in 1927 een Russisch ballet dat zich afspeelt in een fabriek, op muziek van Prokofjev. Tegelijkertijd onderneemt hij pogingen om zijn beide broers, inmiddels gearresteerd door de geheime politie, te redden. Tevergeefs. Vlak na de première worden ze naar kampen gestuurd. Toen wist hij: ik kan nooit meer terug. Die ballingschap is de grote tragedie van zijn leven.”
Hij was angstig, en eenzaam.
“Diaghilev was een hypochonder, doodsbang voor infecties. Ook was hij panisch voor reizen over zee. En hij was eenzaam omdat hij niet in staat was om langdurige vriendschappen en relaties aan te gaan. Zijn jonge minnaars liepen na verloop van tijd allemaal bij hem weg. Met zijn heterovrienden maakte hij zoveel ruzie dat die vriendschappen sneuvelden. Bovendien was hij veel op reis. In veel opzichten moet hij een eenzaam leven hebben geleid.”
Wat was zijn grootste verdienste?
“Eerst opende hij Europa voor de Russen en vervolgens opende hij Rusland voor Europa. En hij heeft Rusland zichzelf laten ontdekken. In de Sovjettijd was hij persona non grata, nu zie je zijn naam overal opduiken: de hipste club in Moskou heet Diaghilev, er is een festival, een stroom boeken en memoires over de Ballets Russes. Hij is, terecht, de trots van de Russen.”

Sjeng Scheijen: Diaghilev, een leven voor de kunst. Bert Bakker, 424 blz. € 35 (verschijnt binnenkort)