Het Limburgs als streektaal kreeg in 1997 Europese erkenning. Dialectvereniging Veldeke telt 2500 leden. Er bestaat een Raod veur ’t Limburgs en nu is er zelfs een leerstoel Taalcultuur in Limburg aan de Universiteit van Maastricht. Hoe vitaal is het plat? Het dialect is een missie, zegt Frans Pollux, maar een roman schrijf je in het Nederlands.

Dat hij zijn tweejarig zoontje Puk in het Venloos opvoedt, is voor schrijver, media- en theaterman Frans Pollux nooit een bewuste keuze geweest. Het was vanzelfsprekend. Als eten en drinken. “Onze vrienden doen het. Ik hoor het overal om me heen. Het Limburgs staat er goed voor. Naast het Nederlands uiteraard.”

In zijn werk plukt Pollux de vruchten van zijn eigen tweetalige opvoeding. Hij schrijft zijn liedjes, revues en theaterstukken in het Venloos, maar zijn vorig jaar verschenen roman Het gelijk van Heisenberg schreef hij in het Nederlands. “Een roman is een intellectuele oefening, dan maak ik automatisch een vertaalslag. Als ik iets vind of voel, wordt het Limburgs. Bovendien had ik als kind al de droom om schrijver te worden. Als die droom dan uitkomt, ga je je niet beperken tot een kleine groep lezers.” Anders dan met het Nederlands heeft hij met het dialect ook nog een missie. In de stukken in zijn eigen theater ’t Venein liet hij horen dat het lieflijke Limburgs meer venijnige kanten heeft dan menigeen denkt.

Voor schrijver, vertaler en uitgever Luc de Rooy uit Elsloo is het onderscheid tussen dialect en Nederlands minder afgebakend. Hij won vorig jaar de Veldeke Literatuurprijs met Het Zeuke, maar ook de literatuurprijs van Helmond met het verhaal Rhea. “Belangrijker is dat een schrijver moet weten waar hij mee bezig is, hoe hij structuur, ritme, stijl, spanning en alle andere verhaalelementen toepast. Ik ben niet zozeer een groot voorvechter van de Limburgse taal als wel van de literatuur en het gebruik van taal in het algemeen.”

Dat neemt niet weg dat De Rooy het Elsloos plat zal blijven gebruiken. “Omdat het gebruik van dialect mooi is, omdat het jammer zou zijn als niemand er meer in zou schrijven en omdat streektaal de literatuur verrijkt.” Hij zou het dialect willen ontdoen van het melancholische, het gezellig-Limburgs-onder-elkaar-zijn’. “Daarom heb ik veel van het werk dat ik in het Limburgs schreef ook buiten de provincie opgevoerd. Het winnende verhaal van de Veldeke Literatuurprijs was niet in Limburg gesitueerd, om de taal universeler te maken.”

Nog beter wordt het als auteurs de literatuur zouden verrijken met Limburgse woorden of dialogen, zoals Nederlandse schrijvers met Surinaamse of Marokkaanse wortels dat doen, vindt De Rooy. “Zoals er ook meer tweetalige bundels moeten uitkomen en tweetalige literaire avonden gehouden moeten worden met zowel Nederlandstalige als dialectschrijvers. Juist dan krijgt het dialect de status die het echt verdient: een taal die onderhevig is aan verandering, die gebruikt wordt in avant-gardistische kunst, maar tevens een taal die ook buitenstaanders kunnen waarderen.”

Kerkradenaar Lei Heijenrath is vicevoorzitter van Veldeke en oud-leraar Nederlands. Hij is, net als Frans Pollux lid van de Raod veur ’t Limburgs. “Veldeke heeft duidelijk gemaakt dat meertaligheid aan te bevelen is, of het nu om streek- of standaardtalen gaat. Wereldwijd is inmiddels wel vastgelegd dat meertaligheid heilzaam is voor de hersenfunctie. Kinderen leren een volgende taal gemakkelijker, kunnen hoofd- en bijzaken beter scheiden en het werkt tot op late leeftijd remmend tegen dementie.”

Daarbij gaat dialect nog een stap verder dan taal, het staat dichter bij mensen, drukt hun lokale verbondenheid en emoties uit, zegt Heijenrath. “Pierre Bakkes, de eerste streektaalfunctionaris, sprak een keer een commissievergadering van Provinciale Staten toe in het dialect. Het werd voor hem een bijna hallucinerende ervaring. De sfeer veranderde totaal, het politieke jargon werd vergeten, de tongen kwamen los. Dan merk je dat er in de Limburgers twee zielen huizen.”

De nieuwe hoogleraar Taalcultuur in Limburg moet de ontwikkeling stimuleren van het gesproken, geschreven èn gezongen Limburgs. Heijenrath: “De muziek hoort er nadrukkelijk bij. Gé Reinders, Rowwen Hèze, Jack Vinders, Frans Pollux, maar ook André Rieu, die zijn publiek in het Maastrichts toespreekt, zijn van gigantische betekenis voor de waardering van het plat, ook buiten de provincie. En ga maar eens naar een crematorium. Als daar het Limburgs volkslied klinkt, wordt iedereen in het hart geraakt.”

Ook de twee wetenschappers Sjaak Kroon en Ton Vallen constateren in hun studie Dialect en School in Limburg dat het dialect springlevend is. Toch waarschuwen ze ook. Maastrichtse jongeren geven het dialect al een lagere status. Een volgende stap kan zijn dat ze dialectsprekers negatiever gaan beoordelen. Veldeke maakt zich daar voorlopig nog geen zorgen over. Er wordt ge-chat en ge-sms’t in het Limburgs dat het een lieve lust is. Op dialektiks.hyves.nl “communicere jongere zich plat”.