Het was zaterdag tegen tienen en we hadden net mijn schoonouders uitgezwaaid. Onze vegetarische pasta en de seizoensalade waren een succes geweest, mijn nieuw appartement goedgekeurd en er waren geen vragen gesteld over het uitblijven van kleinkinderen. Prima avond. En toch: een avond met schoonouders… is een avond met schoonouders.
Zou het universum nog meer te bieden hebben, dacht ik, uit het raam kijkend naar de vele lichtjes beneden in de stad.
“Je wilde toch eindelijk weer gaan dansen”, opperde mijn vriend. “Waarom niet vanavond?”
Nog geen uur later stonden we op de drempel van een club, oog in oog met een in een lichte wolk van aftershave en sigarettenrook gehulde uitsmijter. Achter mij duwde een andere gast een ellenboog in mijn rug. Hoe moest dit ook alweer, zonder QR code en reservering vooraf? Ik glimlachte. De uitsmijter liet ons verder. Voor een tientje mochten we onze armen uitstrekken en een onleesbare stempelafdruk in ontvangst nemen. Op naar de dansvloer!
De avond was aangekondigd als Midnight Vodoo. Wat zou dit voor muziekstijl zijn, wat zou hier worden bezworen? Na een paar minuten wisten mijn ledematen in ieder geval weer welke modus hier van ze gevraagd werd: die van swing, step en shake. Dansen is als fietsen, dat verleer je niet.
Dj-en, dat verleer je misschien wél, beseften we na een aantal nummers. De jonge man met gehaakte muts die met een soepele draai van zijn polsen vinyls oplegde en geconcentreerd aan regelaars schoof, keek niet één keer naar de zaal. Geen enkele van zijn overgangen was origineel, op geen enkel moment speelde hij in op de sfeer op de dansvloer.
In mijn verbeelding hadden dj’s twee coronajaren lang gepassioneerd gewerkt aan een gedenkwaardige set waar ze ons na de epidemie mee zouden betoveren. Ze zouden de hele club naar extatische sferen en voorheen onbekende muzikale universums katapulteren. Kortom, ze zouden kicken op de ontmoeting met ons, het publiek.
Al dansend drong de realiteit tot me door. Natuurlijk hebben niet alle dj’s de set van hun leven voorbereid. Evenmin hebben tijdens de pandemie alle musici in volle concentratie hun volgende album samengesteld waarin ze voor ons de sterren van de hemel zouden spelen. En niet alle auteurs hebben zonder dralen een nieuwe bestseller geschreven.
Toch zijn ze er. Zo nu en dan lees je ze, de verhalen over kunstenaars die tijdens de lockdowns nieuwe creatieve hoogtes hebben bereikt. Maar hoe zit het met de anderen? Die hebben onderwijzer en entertainer gespeeld voor hun thuiszittende kids. Die hebben TOZO formulieren ingevuld, nederig hopend op een aalmoes van de overheid. Of ze hebben toch maar een bijbaantje genomen. Sommigen hebben eenzaam thuis gezeten, in dubio of ze nog in de fase van ‘eventjes een down’ zitten, of toch al in een serieuze depressie.
We riepen het al vroeg tijdens de pandemie, het werd een cliché: ‘Het oude normaal komt niet terug.’ Net als: ‘We zullen niets leren van deze crisis.’ Toch leefde bij mij nog de hoop op vooruitgang. Creativiteit, zo dacht ik, die hoopt zich op, die gaat niet verloren. Het manifesteerde zich in mijn onnozele hoop op een once in a lifetime avondje dansen in een club. “Hoop is een blind boerenpaard dat blijft sjokken”, schrijft Ester Naomi Perquin.
Toen dj De Gehaakte Muts ineens was verdwenen maakten we ons klaar voor de hoofd-act van de avond: XOGN. “Dat is een West-Afrikaans woord,” las mijn vriend voor uit het programma, “het betekent ‘aangebakken rijst op de bodem van de pan’.”
We bestelden twee tequila’s en hoopten nog één keer op die ene onvergetelijke post-corona dj set.