Het is geen jazz. Het is geen dance. Het is geen hiphop. De Belgische vijfmanschap STUFF. gooit alles in de blender en wil vooral overrompelen. “We spreken af welke nummers we zullen spelen maar niet wanneer.” door Paul van der Steen
Voor de grap zeggen de mannen van STUFF. vaak dat ze uit “Gentwerpen” komen. Zonder het funeste beleid van Antwerpse gemeentebestuurders was die fusie van muzikanten uit twee verschillende Vlaamse scenes misschien wel nooit tot stand gekomen. STUFF’s blazer Andrew Claes (34): “Een boze buurman die vanwege geluid klaagde, was al genoeg om een gelegenheid te sluiten. Op die manier ging het heel hard. In een mum van tijd waren de drie, vier cafés waar we altijd speelden gesloten.”
Het alternatief bood zich aan in Gent. “Slagwerker Lander Gyselinck organiseerde daar elke maand een jamsessie in een cocktailbar. Toetsenist Joris Caluwaerts en ik werden daar vanuit Antwerpen uitgenodigd. Eigenlijk was het de bedoeling dat Lander steeds nieuwe mensen voor die jamsessie zou uitnodigen. Maar hij bleef ons maar terugvragen.” Met bassist Dries Laheye en dj/scratcher Menno Steensels er nog bij, groeide een hecht collectief.
De rest is geschiedenis. STUFF. bouwde gestaag een trouwe, eigen aanhang op. Vorig jaar zorgde het veel geprezen titelloze debuutalbum voor een doorbraak naar een groter publiek. De plaat leverde de groep ook de nodige muziekprijzen op.
De muziek van STUFF. laat zich niet zo een-twee-drie van een etiketje voorzien. Het Belgische blad Humo waagde vorig jaar bij het verschijnen van de titelloze debuutplaat een poging om de muziek van de band in één zin samen te vatten: “Promiscue zootje jazzcats shaket een half klassieke, half avant-gardistische cocktail van stijlen die bedwelmt, overrompelt én beklijft.” Dat komt in de buurt. Met traditionele jazz heeft het werk van STUFF. in elk geval weinig uit te staan. “Die grijpt te veel terug op het oude, dat wat al bestaat. Terwijl jazz eigenlijk vooruitstrevende muziek hoort te zijn. Het is ook niet zozeer een genre, meer een houding: met een open houding muzikaal reflecteren op heden en toekomst. Kijk naar een man als Miles Davis, die zichzelf constant bleef vernieuwen en tegen het einde van zijn leven zijn versie van een nummer van Cyndi Lauper speelde en werkte met rappers.”
De aanpak van STUFF. voert terug naar de Gentse cocktailbar waar het allemaal begon. Dj’s draaiden daar veel dance en rapmuziek. “Wij hebben ons een klein beetje aangepast. We zijn grooves en beats uit de hiphop als uitgangspunt gaan nemen voor onze jams. In de loop van de tijd zijn dat meer en meer onze eigen ideeën geworden.”
STUFF. laat ook niet meer alles, zoals in de begindagen, over aan de inspiratie van het moment. Volgens Claes wordt nu “semi-jamgewijs” gespeeld. “We hebben een extreem strakke set voorbereid. Iedereen kent zijn eigen partijen, maar ook die van de ander. Zodat we probleemloos elkaars rol kunnen overnemen. Dat gebeurt ook echt, soms van noot tot noot. Dan speelt de bassist de eerste basnoot, ik de tweede op mijn EWI en de toetsenist de derde op zijn keyboard. In de jazz doet het kwartet van saxofonist Wayne Shorter hetzelfde: wel afspreken welke nummers gespeeld zullen worden, maar niet wanneer. Juist omdat zoveel vastligt, ontstaat vrijheid om te improviseren. We nemen daar minder de tijd voor dan reguliere jazzmuzikanten. Spanningsbogen van zes, zeven minuten vinden wij te lang.”
Claes, als kind ooit begonnen op gitaar, speelt behalve saxofoon op een EWI (electric wind instrument), in de jaren tachtig een noviteit in de muziek, daarna ietwat in de vergetelheid geraakt. “Mijn eerste kocht ik bij een muziekzaak in Antwerpen. Daar had een klant er een besteld, maar er drie of vier maanden op moeten wachten. Toen had hij het geld niet meer. Die EWI lag daar maar in de etalage. Ik heb hem tegen een bodemprijs kunnen kopen met geld dat ik van mijn vader leende. Die was gevoelig voor het argument dat ik op dat instrument met een koptelefoon op saxofoon kon oefenen. Ik heb er toen veel op gespeeld en de laatste jaren heb ik het opnieuw opgepakt. Het instrument heeft enorm veel mogelijkheden. Je kunt er zelfs diepe bastonen op spelen. En omdat de EWI een beetje vergeten is, ligt er nog volop onontgonnen terrein open om te ontdekken.”
Anders dan doorsnee-jazzformaties doet STUFF. niet aan de standaardopbouw thema-soli-thema. “We spelen als collectief. Drie minuten de ene groove, dan plots en strak overschakelen naar iets heel anders. Muziek maken die aansluit bij de zapcultuur van vandaag. We willen niet alleen de concurrentie aangaan met de dj’s, maar hen ook overtreffen. Zo iemand die zijn voorgekauwde platen oplegt, kan tof zijn. Wij willen laten zien dat er nog een extra dimensie is: echte interactie levende muziek, mensen die jaren in hun spelen geïnvesteerd hebben, hun oren getraind hebben en dat op een podium kunnen laten horen.”
Bij die aanpak hoort een groepsfilosofie, waarin de individuen ondergeschikt zijn aan het geheel, alles in gezamenlijkheid wordt besloten, de band de enige ster is. “Een vijfkoppige cycloop” noemt de groep zichzelf. Voorlopig werkt het wonderwel. Het monster STUFF. overrompelt vrijwel elke zaal.