In Headroom komen twee verschillende vormen van theater maken samen. Het hypnotiserende resultaat is onnavolgbaar. Maar dat geldt misschien nog wel meer voor de weg er naartoe. Door Edo Dijksterhuis
Headroom laat zich moeilijk beschrijven en al helemaal niet categoriseren. Het is een theatrale performance met existentiële twist, een opeenvolging van stills uit een surrealistische film, een psychologische röntgenfoto van een man zonder eigenschappen. Het is een voorstelling die het associatievermogen van het publiek maximaal bespeelt. En de verwachting telkens opschort totdat hij oplost in simpelweg ervaren. Het is tevens het fusieproduct van twee totaal verschillende manieren van theater maken.
Dat hun speelstijlen sterk verschillen wisten Erik Whien en het duo Suzan Boogaerdt en Bianca van der Schoot wel. Whiens aanpak is precies en psychologisch, gestoeld op tekst. Boogaerdt/VanderSchoot werken associatief, beeldend en trekken dingen uit elkaar. Maar de vaste makers van Theater Rotterdam kenden elkaars werk, hadden eerder in elkaars producties gestaan, en het leek ze interessant om de twee werkwijzen eens samen te voegen. “Als je dat dan doet, is het echter niet zo evident”, geeft Whien toe. Van der Schoot vult aan: “Je moet alle aannames over je eigen manier van theater maken tegen het licht houden. Het repetitieproces was een constant afpellen.”
Bij wijze van houvast vroeg Whien theatermaker Peter de Graef een tekst te schrijven. Het werden vijf monologen die een blik gunnen in iemands hoofd, meer traktaten met een melodie dan een verhaal met plot. “Het was eigenlijk een onmogelijke opdracht”, erkent Boogaerdt. “Peter moest de rol vervullen van gemeenschappelijk midden. De tekst voelde ook exotisch. Toen we begonnen te lezen gebeurde er niet genoeg. We bleven op elkaar wachten. Vlak voor de repetities besloten we de hele tekst radicaal van tafel te vegen, en alleen de thematiek te behouden.”
Wat volgde waren twee weken in workshopachtige sfeer. “Ik heb vanuit mijn werkwijze weinig ervaring om te beginnen in die leegte dus liet ik Suzan en Bianca het voortouw nemen”, vertelt Whien. “Na de eerste week verschenen er figuren, personages waar we op voortborduurden.”
Die hoofdrolspelers zijn echter meer vorm dan inhoud. Het zijn lege mensen, meer objecten dan subjecten. “Dat bracht ons op het idee om maskers te laten maken van onze eigen gezichten. De uitdrukking is dichtbij de persoon maar wel leger, neutraler”, vertelt Boogaerdt. “Aan het begin van de tweede week bedachten we dat die figuren achter gaasdoek moesten staan en dat ze gecombineerd moesten worden met spullen. Na een serie scènes met radiatoren wisten we: dit is de richting die we in moeten. De toeschouwer wordt actief betrokken bij het creatieve proces. Tekst en beeld komen op losse sporen binnen, het brein kneedt ze en maakt er een verhaal van. Of zoals Peter het in zijn originele tekst zei: ‘zodra alles in de vleesmolen van de hersenen komt, begint het gedonder’.”
Zo’n zoekende manier van maken botst nog wel eens met de praktische logistiek van een theatergezelschap, merkte Whien. “Het is heel abstract en je tast continu in het donker. Dan komt er een pr-medewerker langs die een tekstje wil of het team van de techniek met de vraag: wat hebben jullie nodig?”
“Maar het is gelukt om in het intuïtieve proces te blijven”, constateert Van der Schoot tevreden. We werkten als mimers samen met drie acteurs, die eerder dan wij geneigd zijn eerst iets te begrijpen en in woorden te vatten voordat ze iets kunnen doen. De intuïtie had ook kunnen verdrinken. Maar nu hebben we iets gemaakt dat geen van ons had voorzien. We hebben iets nieuws aangeboord. Dat is fijn voor ons, maar ook voor het publiek.”
De makers zeggen niet bang te zijn voor spanningsloze momenten, maar ze realiseerden zich wel dat enige structuur noodzakelijk is wil het publiek niet afhaken. Dat telkens doven van het licht brengt ritme in de voorstelling. En het donker in Headroom is ook echt donker. Bezoekers zien geen hand voor ogen. Boogaerdt: “Als het licht uit is, changeren we. Donkerdansen noemen we dat. Door de totale duisternis branden de oude beelden na op het netvlies. Als het licht dan weer aangaat, lijkt de voorstelling door het gaas op een hologram. Maar het is allemaal super analoog gedaan, met klassieke theatermiddelen.”
Headroom wordt helemaal afgemaakt door de geluidscompositie van Wessel Schrik. Die bestaat uit klanken gebaseerd op het lichaam. Er wordt gesist en geslikt, een hartslag klinkt, ademhaling wordt een storm. “Het is een niet-talige vorm van verhalen vertellen, een link naar de primitieve basis van de mens”, stelt Boogaerdt. “Het doet iets met je gemoed.”
“En de voorstelling begint hier ook mee”, neemt Van der Schoot het stokje weer over. “In de ouverture, die acht minuten duurt, wordt het langzaam donker. Het geluid sterft weg en komt terug. Vier, vijf keer denk je: nu begint het. Maar dan gaat het weer door. Als het dan echt begint heb je je verwachtingen al een paar keer afgelegd. Dat helpt om het publiek open en zonder aannames te laten kijken.”
Headroom. Theater Rotterdam. Op 27 september in Parktheater Eindhoven. parktheater.nl