Freek van Zoest (Wijchen, 1993) woont en werkt in een woongroep met 13 huisgenoten in Tilburg. Dat kan de nodige onrust veroorzaken, maar in de avond is het er heerlijk stil: ‘het gebouw gaat in pauzestand en ik ben lekker op mijn kamertje aan het werk.’
In een hoek van zijn studio staat een schaalmodel van een soort tempelpoort, uit hout gesneden en daarna tot in detail beschilderd. Voor de poort liggen twee even gedetailleerde keramische fantasiemonsters.
Freek van Zoest haalt een aantal tekeningen tevoorschijn die lijken voort te komen uit hetzelfde soort verhaal, alsof ze beelden zijn van een onbekende religie of mythe.
’Er moet steeds meer bijkomen, mijn ultieme vooruitzicht is om een soort Jheronimus Bosch-achtige taferelen te maken, met allemaal kleine verhaaltjes die op zichzelf staan, maar ook allemaal bijdragen aan het grotere geheel.’
Met één zo’n tekening moet je wel maanden bezig zijn
‘Soms werk ik er een maandje aan, dan weer even niet. Deze grote tekening zal in totaal wel zo’n drie volle maanden werk zijn geweest.’
Zo lang bezig zijn aan één tekening, dat klinkt niet meteen jong en hip…
‘Ja, dat maakt het wel moeilijk. Zeker op een academie, omdat je niet de ruimte krijgt om precies te werken. Een studie heeft een vol programma, met daardoor de verwachting dat alles ook heel snel geproduceerd wordt. Op kunstbeurzen is het niet anders, het meeste wat daar hangt is in relatief korte tijd te maken. Het voelt soms alsof ik enorm achterloop omdat ik zo’n tijdrovende manier van werken heb. Tegelijkertijd ben ik echt niet de enige die nog op deze wijze iets maakt.’
Bracht die manier van werken je ertoe om in Leipzig te studeren?
‘Ja, daar krijg je echt alle tijd, je krijgt er zelf de controle over hoe je wil werken. Ik begon daar in de middag en bleef dan meestal tot laat in de avond aan het werk. Alleen maar tekenen, dat waren lange dagen. In Den Bosch, waar ik een master volgde, werd alles ingedeeld in studiepunten en voor elk punt moest je weer iets anders verzinnen. In mijn eerste ideeën had ik nog zoveel om uit te werken, waarom zou ik dan aan iets nieuws beginnen?’
Dat zagen ze op de kunstacademie niet zo zitten?
‘Nee. Voor Den Bosch en Leipzig studeerde ik eerst nog tekenkunst aan KASK in Gent. “Je moet je tekening niet te veel uitwerken,” zeiden ze daar, “je moet je werk open laten voor interpretatie.” Vervelende opmerkingen kreeg ik daar: “Freek, je hebt te beperkte opvattingen over kunst.” Uiteindelijk heb ik toch gewoon gedaan wat ik wilde, maar werd daardoor wel veel afgezeken tijdens de studie. Maar ach, uiteindelijk zit je er toch vooral voor jezelf.’
Die werelden die jij tekent doen aan AI (Artificial Intelligence) denken, die beelden hebben vaak iets surrealistisch.
‘Het is super krankzinnig wat er gebeurt. Is het nog wel te overtreffen wat AI maakt? Toch vind ik het moeilijk. De AI-beelden zijn mooi en indrukwekkend, maar het blijft een digitaal iets. Ik zou liever geen enkel werk van mij nog online plaatsen, zodat het niet gebruikt kan worden door AI. Maar om gevonden te worden door anderen, zal ik er toch wel iets van mezelf moeten laten zien.’
Ondertussen maakt AI binnen enkele seconden waar jij drie maanden op zwoegt.
‘Het voelt zo gemakzuchtig, om met het typen van een paar woorden een beeld te creëren. De schoonheid van iets maken is dat je heel aandachtig en precies je concepten en ideeën kan plaatsen en componeren. Ondertussen verander je zelf ook door wat je maakt, door de gedachten die je hebt terwijl je bezig bent. Ik kan mijn werk door AI laten bedenken, maar dan weet je ook niet meer wat je zelf kan. Je verliest het vertrouwen in je eigen kunnen.’
Is het een fijn gevoel, te kunnen maken wat jezelf bedenkt?
‘Ik vind dat zelf heel fijn, hoewel ik soms ook wel denk: “Jee, wat duurt dit lang.” Ik denk dat we banger zijn geworden om zelf dingen te maken, om iets nieuws uit te proberen. Dat heb ik zelf ook wel: “Olieverf, nooit mee gewerkt, hoe moet ik dat in hemelsnaam doen?” Door dingen te proberen krijg je het vertrouwen dat het meeste achteraf wel goed blijkt te komen.’
Tegelijkertijd moet je geconcentreerd kunnen werken…
‘Zeker, anders kun je dit niet maken. Maar ik moet mezelf er geregeld doorheen pushen: “Kom op, doorgaan, maak het nou af.” Daar komt achteraf de voldoening uit. Soms probeer ik wel snellere dingen te maken, maar meestal wordt het idee dan toch weer groter. Dan blijf ik het uitbouwen en is het uiteindelijk toch weer iets van veel arbeid. Wacht, loop maar even mee, ik zal je laten zien wat ik bedoel.’
Hij gaat me voor naar een grote zolderruimte, naar een ruim atelier waar ze binnen de woongemeenschap gezamenlijk kunnen werken. In een hoekje staat een plank op twee schragen, de tekentafel van Freek. De tafel ligt vol tekeningen in Oost-Indische inkt, waaronder een aantal zelfportretten. ‘Kijk, binnenkort wil ik een open atelier weekend organiseren. Even een poster maken dacht ik, snel met inkt schetsmatig iets opzetten.’
En dan?
‘En dan denk ik: O nee wacht. Even nog wat aanpassen. Nu ben ik toch alweer een weekje verder.‘
Met de computer zou je dit honderd keer zo snel kunnen maken.
‘Ja en toch. Het is inkt, ik kan die letters niet meer verschuiven nu, ik kan niks meer corrigeren. Die poster is gewoon wat het is en dat accepteer ik. Zie het als een soort tegendigitalisatie: jullie maken dit binnen tien minuten, ik doe het lekker in een week. Maar dan wel met mijn eigen handen.’
Freek van Zoest, Open atelier expositie. Op 04.05 en 05.05, Lange Nieuwstraat 200 in Tilburg. freekvanzoest.com