Hij speelt de hoofdrol in Vrijdag, de klassieker van Hugo Claus waarin een incestpleger na een gevangenisstraf thuiskomt en de draad van zijn leven probeert op te pakken. EDO DIJKSTERHUIS spreekt met Fedja van Huêt over zijn terugkeer naar het toneel. ‘Film is vluchtig, toneel onverbiddelijk.’

‘Servé Hermans en Michel Sluysmans zijn er schuld aan dat ik hier sta’, zegt Fedja van Huêt. Lachend neemt hij plaats aan de rand van de speelvloer in de Bordenhal, het thuishonk van Toneelgroep Maastricht, waar het duo de leiding heeft.

‘Ze appen me al een paar jaar met voorstellen. Ik voelde me vereerd maar kon het nog niet aan, zo’n hap uit mijn agenda. Toen kwamen ze met Vrijdag van Hugo Claus. Ik ken het stuk goed en het is een mooie rol. Bovendien zat ik op een punt dat ik wel weer eens all the way wilde gaan, de diepte in. Pas toen ik had toegezegd, dacht ik: oh wacht, het gaat over een vader die incest pleegde met zijn dochter.’

Het is alweer acht jaar geleden dat Fedja van Huêt (Den Haag, 1973), een van de beste acteurs van zijn generatie, op het toneel stond. Hij maakt zijn rentree met een stuk dat bij de première in 1969 al controversieel was, en ruim een halve eeuw later hoogst actueel is. Vrijdag gaat over Georges Vermeersch die thuiskomt na een gevangenisstraf wegens ontucht met zijn dochter Christine. Tijdens zijn afwezigheid heeft zijn vrouw het aangelegd met buurman Erik, ze hebben samen een kind.

‘Het is een well made play, met scherpe dialogen en een prachtig uitgangspunt’, vindt Van Huêt, die nu de hoofdrol speelt, en in 2003 al eens de rol van buurman Erik vertolkte. ‘Een man met een kapot verleden en zijn vrouw, die weer tot elkaar proberen te komen. Claus speelde met katholicisme en moraal. Hij zette vrijdag als religieuze dag van doem tegenover de dag om te vrijen en vrijheid te ervaren. Maar in deze tijd moet je iets met het feit dat die man aan zijn dochter heeft gezeten.’

‘Er zitten nog velen met samengeknepen billen, in afwachting van wat nog naar buiten kan komen.’

Volgens Van Huêt wordt de dochter in het stuk neergezet als een soort Christusfiguur. ‘Zij zou het initiatief hebben genomen en haar vader uit zijn kleinburgerlijkheid hebben getrokken. Christiane speelt met de morele wetten – maar zij is wel het slachtoffer. Georges is weliswaar veroordeeld maar hij doet een poging zich te zuiveren. Dat kun je proberen, maar ik denk dat het nooit lukt. Kunnen de personages überhaupt verder met hun leven, maar hoe dan? Is het mogelijk te vergeven? Kunnen ze zich verzoenen? Kan hij zichzelf vergeven? Ik denk van niet. Hoe moet je verder leven met dit verleden? Die zoektocht is interessant.’

Sinds de publicatie van Vrijdag in 1969 hebben drie feministische golven en de MeToo-beweging seksueel wangedrag aan de orde gesteld. Publicitair gezien springen de misstanden in de wereld van film en theater in het oog, het is een domein waar machtsmisbruik voorheen door de vingers werd gezien maar nu en met terugwerkende kracht wordt veroordeeld. Van Huêt: ‘Ik heb het zelf niet ervaren, maar als ik terugdenk aan mijn eigen tijd op de toneelschool in Maastricht dan moet ik tot de conclusie komen dat ook daar van alles aan de hand was. De verhouding tussen regisseurs en actrices was vaak ongezond. Het is daarom goed dat mensen nu hun verhaal kunnen doen. Er zullen velen met samengeknepen billen zitten, in afwachting van wat er nog naar buiten kan komen.’

Zijn eigen studietijd beschrijft Van Huêt als ronduit gelukkig. Hij is al eens terug geweest in Maastricht om les te geven; net als toen geniet hij ook nu weer van de stad. ‘Het is een soort thuiskomen. De stad is enorm veranderd en ook weer niet. Het gevoel van toen is er meteen weer als ik een gebouw of straat herken. Ik zie mezelf lopen als jong ventje.’

Dat jonge ventje stond aan het begin van een komeetachtige carrière, die in zijn laatste studiejaar meteen begon met een hoofdrol in de Bordewijk-verfilming Karakter, in 1998 goed voor een Oscar als beste niet-Engelstalige film. Nu, relativerend: ‘Een week na de uitreiking stond ik alweer in Hasselt op het toneel.’

Meer filmrollen volgden, zoals Wilde mossels, AmnesiA, De grot, De dominee en Guernsey; in dezelfde periode stond hij op het toneel bij Ro Theater en Theatergroep Hollandia. In 2005 trad hij toe tot het vaste gezelschap van Toneelgroep Amsterdam, nu ITA. ‘Ik heb het geluk gehad te kunnen werken met Ivo van Hove, Johan Simons en Theu Boermans – de kanonnen van het regisseurstheater. En ik had een overeenkomst dat ik er af en toe iets naast mocht doen. Ik stond vaak in twee, drie dingen tegelijk.’

‘Ik heb het geluk gehad te kunnen werken met Ivo van Hove, Johan Simons en Theu Boermans – de kanonnen van het regisseurstheater.’

De titelrol in Macbeth bij Toneelgroep Amsterdam leverde Van Huêt in 2013 de Mary Dresselhuys Prijs en een nominatie voor de Louis d’Or op. In datzelfde jaar kondigde hij zijn afscheid aan, van Toneelgroep Amsterdam maar ook van het toneel. ‘Een uit de hand gelopen pauze’, noemt hij het nu. ‘Ik kreeg veel mooie aanbiedingen voor film- en tv-werk. Het was praktischer met ons gezin. Mijn vrouw (Karina Smulders, ED) zat ook bij TGA, we hadden een jonge dochter maar waren ’s avonds nooit thuis. Repetitieperiodes en tournees zijn lang. Dan wordt het steeds moeilijker om helemaal die artistieke trechter in te gaan en de knop om te zetten. Toneel is topsport, helemaal als je werkt met regisseurs als Ivo en Johan. Hun voorstellingen zijn lang en fysiek uitdagend, zeker niet veilig en braaf. Op den duur wordt het een soort roofbouw.’

Fedja van Huêt: ‘Een week na de Oscar-uitreiking stond ik alweer in Hasselt op het toneel.’ foto Harry Heuts

Het moment van inzicht kwam vlak voor een voorstelling, om precies te zijn in de lift naar de Rabozaal van de Amsterdamse Stadsschouwburg. ‘Voor het eerst in mijn leven dacht ik: ik heb geen zin vanavond. Niet wéér die kar trekken. Daarna keek ik steeds vaker naar de agenda en vroeg me af hoe ik het ging doen. Ik was alleen nog bezig met het halen van de eindstreep, niet met glorieus scoren. Door ontslag te nemen, leverde ik de zekerheid van een vast contract in, maar het voelde als een bevrijding. Ik had eindelijk weer eens tijd voor mezelf, en voor sociale contacten. Ik kwam erachter: o ja, je kunt uit eten. Het enige wat ik lange tijd naast mijn werk had gedaan, was boksen en zwemmen, om mijn conditie op peil te houden.’

Film en televisie bieden meer rust en ruimte, de draaiperiodes duren zelden langer dan een maand. Van Huêt gebruikt de term ‘vluchtiger’ en dat slaat ook op zijn positie als acteur in het geheel. ‘Een toneelstuk maak je met het ensemble en de regisseur samen. Bij film ben je meer een pion van de regisseur. Er is doorgaans weinig tijd voor repetitie dus bereid je zelf veel voor. Omdat de opnames van de ene naar de andere scène springen, moet je een parcours maken in je hoofd zodat je weet waar je op dat moment in het verhaal vandaan komt en in welke staat je je bevindt. Op de set geef je alles, daarna geef je het uit handen; een film wordt grotendeels op de montagetafel gemaakt. Ik heb wel eens complimenten gekregen voor het spelen van een bepaalde reactie, terwijl ik iets heel anders speelde.’

Vergeleken met film, wil hij maar zeggen, is toneel onverbiddelijk. ‘In film kan je niet goed spelen en toch goed uit de verf komen. Op toneel is dat onmogelijk. En het succes van een voorstelling is afhankelijk van zoveel factoren: de chemie binnen het ensemble, de kwaliteit van de tekst, de relatie met de regisseur. Maar tijdens het maakproces ben je niet bezig met de première. De eerste dag dat je de vloer opgaat, moet het juist misgaan. Door te falen kom je tot iets. Dat geeft vrijheid, niet teveel willen, alleen een poginkje, een soort schets. Eenmaal de drempel over weet je: nu begint het.’

Van Huêt erkent dat hij acht jaar ‘uit training’ is en is daarom extra vroeg begonnen met wat hij ‘huiswerk’ noemt. ‘Ik ben jaloers op acteurs die na twee keer kijken hun tekst kennen. Mijn vrouw is zo iemand, na een première zie je het script niet meer. Maar ik moet blijven herhalen en staren. Het vervelende voor mij is dat ik ook voor elke voorstelling de complete tekst nog een keer moet zien. Het is een ritueel.’

Of zijn optreden in Vrijdag een definitieve terugkeer naar het toneel markeert, durft hij niet te zeggen. ‘Ik heb geen plannen, en ook geen verlanglijstje met rollen die ik nog altijd zou willen spelen. Ik heb eigenlijk altijd gereageerd op wat er op me afkomt. De allergrootste voldoening komt van iets maken met een club mensen. En kijken of het lukt. Filmpremières bezoeken is niet mijn hobby. Je voert toch een raar toneelstukje op waarbij je de pers te woord staat en na afloop naar een tv-programma gaat. Lof en erkenning zijn fijn, maar ik denk dan: ik ben dus een goed acteur, en dan? Ik wil toch telkens weer iets nieuws maken. De ervaring die je hebt opgedaan naarmate je ouder wordt, is prettig. Maar je kunt nergens op teren. Bij elke productie sta je weer op nul.’