Opera Zuid brengt vanaf deze maand Trittico van Giacomo Puccini op de planken. Operakenner Pieter Beek over de plaats die het drieluik inneemt in het oeuvre van Puccini, gelardeerd met enkele persoonlijke ervaringen.

Drie maal Giacomo Puccini

Er heeft nog geen noot geklonken en er is nog geen toon gezongen en toch moet ik nu al een groot compliment maken aan Opera Zuid en het Limburgs Symfonie Orkest. Wat gaan die namelijk doen? In november/december op verschillende plaatsen in Nederland drie opera’s van Giacomo Puccini in één avond uitvoeren. En ze doen dat in een seizoen waarin dit zogeheten ‘Trittico’ (drieluik) ook op het programma staat van de Scala van Milaan.

Ik moet nog zien dat in deze Italiaanse operatempel een betere uitvoering wordt gegeven dan in Nederland. Ze hebben in Italië misschien een paar betere zangers, maar ze hebben geen Ed Spanjaard. Voor mij is hij een van de grote dirigenten van deze tijd, door zijn gedrevenheid, zijn passie, maar vooral ook door zijn intelligente benadering van oude en moderne klassieke muziek.
Daarmee is niet gezegd dat succes gegarandeerd is, want er zijn nogal wat valkuilen rond het drieluik. Zo vormen de drie eenakters geen muzikaal geheel en behoren ze ook niet tot de top in operaland. De eerste is voor mij (die van drama en zwartgalligheid houdt) de meest interessante: ‘Il Tabarro’, over overspel, jaloezie en moordende wraak. De tweede vind ik een draak: ‘Suor Angelica’ (‘Zuster Angelica’, met alleen maar vrouwelijke solisten in een klooster). De derde is de bekendste: ‘Gianni Schicchi’ waarin een aria voorkomt (‘O mio babbino caro’, ‘ach vadertjelief’ dus), die tot de meefluiters op operagebied hoort en die ongeveer door alle sopranen is en wordt gezongen. Misschien wel te beginnen bij de grote Puccini-vertolkster van het begin van de vorige eeuw, Nellie Melba. Die van de ‘pêche Melba’. Dat is geen goedkoop grapje, maar werkelijkheid. De Franse meesterkok Escoffier heeft dit perzikentoetje speciaal gemaakt voor de aanwezigheid van Nellie Melba in Londen.
Een volgend probleem bij de uitvoering van ‘Il Trittico’ is dat elk van de drie eenakters om een eigen bezetting vraagt: de wat dramatische operastemmen voor de eerste, een wat ijlere bezetting voor de tweede en een burleske cast voor de derde. De vraag is of een bescheiden gebudgetteerd gezelschap als Opera Zuid hiervoor voldoende zangkwaliteit op het podium kan brengen.
Voor de kijkers is er een voor- en een nadeel. Het voordeel is dat ze in één avondvullend programma een vogelvlucht krijgen over drie verschillende operagenres. Het nadeel is dat ze niet de volledige lijn en de dramatische opbouw van een volwassen opera mee zullen maken.
Hoogste tijd om iets over Giacomo Puccini te vertellen. Mijn oordeel is gekleurd, omdat hij zeker niet mijn favoriete operacomponist is. Daarvoor vind ik zijn muziek teveel op een toverbal lijken. Het is van alles wat en nogal oppervlakkig door de grote pathetische aria’s, duetten, ensembles en orkestratie. Maar goed, ik geef toe dat hij een van de grootsten is.
Hij is in 1858 geboren in Lucca, een stadje iets boven Pisa. Ik hou van kleine steden, omdat ik in de grote stad altijd de weg kwijt raak, nooit op de plekken uitkom waar ik wil zijn en de auto altijd op de verkeerde plaatsen parkeer. Twee keer ben ik een dag in Lucca geweest, beide keren met het stoptreintje uit Gragnola (zoek dat maar eens op de kaart op). Vanuit het station loop je over een groen weiland richting de omwalling van het oude centrum. Trappen op en je bent op een van de mooiste vestingmuren van Europa. Mensen laten er hun hond uit, kinderen spelen er, meisjes flaneren er, joggers rennen er zich in het zweet en wandelaars (zoals ik) kunnen vanaf die omwalling op verschillende plekken het hart van de stad induiken.
Hier moet de jonge Puccini ook hebben gelopen, niet wetend dat er een standbeeld en een museum (dat echt helemaal niks voorstelt) aan hem zouden worden gewijd. Vreemd genoeg hebben ze het theater niet naar hem vernoemd. Bij mijn weten heet dat nog steeds Teatro del Giglio (Theater van de Lelie).
In zijn beginjaren heeft Puccini het met een mis en een paar kleine symfonische werken geprobeerd, maar daar is niet veel van blijven hangen. Daarna kwamen de opera’s als ‘Tosca’, ‘La Bohème’, ‘Manon Lescaut’ en ‘Madame Butterfly’, de interessantste van allemaal. Hij schreef ze tussen 1893 en1904, daarna werd het allengs stiller.
Zijn laatste opera (‘Turandot’) heeft hij niet af kunnen maken, omdat hij in 1924 in Brussel (sic!) stierf aan de gevolgen van kanker. Een minder bekende componist heeft de laatste scènes van deze opera geschreven, Franco Alfano. En laat ik nou begin verleden jaar in Covent Garden in Londen een uitvoering van diens ‘Cyrano de Bergerac’ hebben gezien. Mijn oudste dochter had voor mij een plek op rij twee gereserveerd. Placido Domingo zong de hoofdrol en naarmate de voorstelling vorderde, kwam daar steeds meer speeksel aan te pas. Op momenten dat hij aan mijn kant van het toneel stond, voelde ik de spetters op mijn gezicht. Mooie voorstelling, maar geen interessante opera. Nee, dan toch liever Puccini himself.

* Nabil Suliman vertolkt de rol van Michele in Il Tabarro (Het overspel), het eerste deel van Il Trittico. foto Opera Zuid