Een relletje wilde het maar niet worden, laat staan een nieuwsitem. Huub Smeets, de baas van Maastricht Culturele Hoofdstad 2018, had zich ergens laten ontvallen dat er maar weinig creatiefs komt uit Landbouwbelang, het krakerswalhalla langs de Maas. Een onhandige uitspraak van een man in die positie, en slechts ten dele waar (een broedplaats heeft geen gegarandeerde output), maar vast gemeend. Politiek correcte verontwaardiging alom op de social media, de Maastrichtse knuffelkrakers hebben een soort status aparte waardoor elke kritiek taboe is.
Persoonlijk koester ik de onbewezen – want nooit onderzochte – stelling dat nogal wat van de moderne generatie krakers rijkeluiskinderen zijn die van hun ouders hebben opgestoken dat je vooral rijk wordt door geen geld uit te geven. Daar moet je jong mee beginnen, bijvoorbeeld door als jong studentje te weigeren huur of hypotheek te betalen, zoals wij, burgerlijke onnozelaars, plegen te doen. Tussen die slimmeriken zitten verder nog wat verdwaalde kunstenaarstypes, zoals de capuchonkraker die vorige maand in de Cultuurbrouwerij in Heerlen een poging deed het ongelijk van Huub Smeets publiekelijk aan te tonen. Zelden zo’n wartaal gehoord.
Los van mijn vooroordeel over krakers hoop ik van harte dat hij en zijn collega’s, met of zonder creatieve output, nog lang in Landbouwbelang blijven zitten. In elk geval tot 2018. Landbouwbelang is een van de weinige echte vrijplaatsen in Maastricht, en daarnaast een gebouw dat samen met de loswallen en de binnenkort vrijkomende Sappi-fabrieken een onmisbaar onderdeel vormt van de noordelijke Maasoever. Het zou een gotspe zijn om deze post-industriële tegenhanger van het burgerlijke sjiek-en-sjoen-Maastricht te offeren voor alweer een prestigieus hotel, een anonieme woontoren of een cultureel pronkgebouw – vermoedelijk de wensdroom van Huub Smeets voor 2018. Soms is het goed leegstand te koesteren, in afwachting van een nog in de toekomst verscholen bestemming. Zoals NDSM in Amsterdam of, dichter bij huis, C-mine in Genk. Een omgekeerde les valt te trekken in Heerlen, waar ze zich de haren uit het hoofd trekken dat ze daar eind vorige eeuw de oude mijngebouwen rücksichtslos hebben gesloopt.
Dat het verleden meer toekomst in zich draagt dan we vaak vermoeden, lijkt – achteraf, altijd achteraf – de rode draad in deze mei-editie van Zuiderlucht. Zo beschrijft An Oalerts hoe zich tijdens haar eerste communie openbaarde dat ze later haar schrijfwerk op een echte Van Severen zou doen. Emile Hollman onderzoekt de toekomst van de platenwinkel; terwijl er bijna jaarlijks nieuwe geluidsdragers bijkomen, beleeft de aloude vinylplaat een revival. Duncan Liefferink beschrijft zijn favoriete kunstenaar, de tijdloze Per Kirkeby, terwijl Ronald Rovers constateert dat de road movie weer terug is, zonder ooit echt weg te zijn geweest. Is immers niet in elke film iemand onderweg naar een ongewisse toekomst?
Zelfs de mode uit het Derde Rijk is nog steeds hip. We kennen de populariteit in bepaalde kringen van SS-gadgets, wat we niet wisten is dat de Duitse vrouwenmode tot in 1941, vlak voor de Wannsee Conferentie en de aanval op Stalingrad, hipper was dan ooit. Mode als escapisme? Paul van der Steen ten slotte brengt interessante parallellen naar boven over grensarbeid en gastarbeiders, vroeger en nu. Inclusief leeglopende dorpen en verplichte taalles. Dat er elke twintig, dertig jaar weer ergens een Nieuwe Tijd uitbreekt, zullen we in het vervolg maar een conservatieve reflex noemen.
WIDO SMEETS
hoofdredacteur
w.smeets@zuiderlucht.eu