De schrik zat er goed in toen begin januari bleek dat het aantal bezoekers  van de Nederlandse theaters in 2011 was gedaald van 12,1 naar 11,9 miljoen. Nog altijd twee keer zoveel als een jaar eredivisievoetbal, maar toch. Enkele dagen later kwam de correctie:  de 400.000 (!) bezoekers van de musical Soldaat van Oranje, opgevoerd in een hangar, waren niet meegerekend. Oef, er was dus sprake van een stijging!

Soldaat van Oranje is natuurlijk een uitschieter, maar maakt tegelijkertijd deel uit van een trend. Theater op locatie trekt meer bezoekers, theater in de schouwburg minder. Zoals veel musea minder bezoekers trekken, en kunstmanifestaties in huis-, tuin- en keuken floreren. Misschien hebben de mensen het niet zozeer gehad met de kunsten, maar met het opgelegd pandoer van de kunsttempels.

Met zijn allen op locatie dan maar? “We zijn het derde museum van Limburg”, jubelde Odapark Venray naar aanleiding van het volgens eigen telling gestegen bezoekersaantal in 2012: van 18.000 naar 48.000. De stijging komt voor rekening van de door heel Venray gehouden kunstmanifestatie Mindmap. Intussen werkt Odapark achter de schermen aan een vestiging in Maastricht. De vleespotten van Maastricht Culturele Hoofdstad 2018 lonken, door op locatie te gaan kan de warme relatie met MCH-voorman Guido Wevers worden verzilverd.

Bij zoveel ondernemingslust steekt het Limburgs Museum in Venlo wat bleekjes bij af. Zelfs in het Floriadejaar 2012, toen twee miljoen bezoekers naar Venlo kwamen, viel de belangstelling tegen. Dat komt, zo onthult LM-directeur Jos Schatorjé verderop in dit nummer, doordat het overgrote deel van de inwoners van deze provincie niet eens wéét heeft van zijn museum, zo blijkt uit marktonderzoek. Tja. Een museum-dependance op het Floriade-terrein had wonderen gedaan, zowel voor de publieke belangstelling als voor de naamsbekendheid. Vraag het aan Schunck Heerlen, dat, op zoek naar nieuw publiek, jarenlang de bezoekersaantallen opkrikte door een container vol schilderijen op het Pinkpopterrein te plaatsen. Of Marres in Maastricht, dat het overgrote merendeel van zijn bezoekers scoort op locatie, in de Timmerfabriek of in Sphinx-park.

In hoeverre die vormen van community art een beklijvende relatie met het publiek opleveren, is de vraag. Dat de scepsis over het sociale engagement van de kunsten niet altijd terecht is, blijkt in Genk, waar C-mine er met enige regelmaat in slaagt tot in de poriën van de multiculturele samenleving door te dringen. Vroeger had je theatergroep De Queeste die de wijken introk, daarna was er Muntagna Nera, dat een succesvolle tournee door Vlaanderen maakte. En nu is er VertelGenkVertel, waarin verhalen uit de Genkse samenleving worden bijeengebracht door schrijver Stefan Brijs, en van 180 (!) tekeningen voorzien door Koenraad Tinel. De coverstory van dit nummer gaat over het levensverhaal van deze Tinel (79), een buitengewone kunstenaar met een buitengewoon (oorlogs)verleden. VertelGenkVertel levert een boek, een expositie en een theaterstuk – mét een rol voor de Genkse verhalenvertellers. Niet-professionals zorgden voor het materiaal, waarna Brijs en Tinel de productie naar een artistiek niveau tilden.

Aan de Nederlandse kant van de grens wordt veel gesteggeld over de vraag of en hoe het koppelen van amateurs en professionals artistiek verantwoorde producties kan opleveren. In Genk horen deze producties al enkele jaren tot het standaard repertoire.