U kunt ze inmiddels met de neus aanwijzen: de theaters, ensembles, musea, podia en presentatie-instellingen die, gebukt onder de terreur van de Heilige Bezoekersaantallen, geen schim meer zijn van pakweg tien jaar geleden – als ze tenminste nog bestaan. Het was geen natuurramp die eraan voorafging. De vrije val is het resultaat van politiek beleid. De kogel kwam van boven.

Het was Halbe Zijlstra die zich als staatssecretaris van cultuur manifesteerde als sloper van de sector in plaats van pleitbezorger, wat je zou verwachten op die positie. Hoewel hij – laten we dat krankzinnige verhaal alsjeblief nooit vergeten – na een vermeend bezoek aan Poetins datsja van het toneel verdween, heeft hij nog steeds veel navolgers.

Vanaf 2012 begonnen bestuurders van hoog tot laag cultuurinstellingen af te rekenen op bezoekersaantallen. Waardoor veel instellingen zich verlaagden tot een programmering van kraak noch smaak.

Natuurlijk bleven de beoogde stormlopen op cultuurtempels uit – eenvoudige oplossingen hebben zelden succes – maar Zijlstra had nóg een struikeltrapje laten inbouwen: de instellingen moesten een percentage van de omzet uit eigen inkomsten halen. Waarna ze en masse op de horeca doken, de vluchtheuvel voor eenieder die het niet meer weet. Het schenken van een caffé latte of het serveren van een orata alla griglia: fijn dat het kan, maar het hoort niet tot de kernactiviteiten van de sector.

Een andere mythe uit die jaren die inmiddels is doorgeprikt: cultuurinstellingen konden voortaan beter worden geleid door mensen uit het (‘echte’) bedrijfsleven. Die zouden die omhooggevallen kunsthistorici, die zonder zakjapanner directeurtje zaten te spelen, wel even leren hoe je zo’n tent runt. Laatst was ik in een door een kunsthistoricus geleid museum die niet alleen de nieuwbouw binnen planning en budget had gehouden, maar ook een prachtige  openingsexpositie had ingericht.

Vorige week sprak ik een kunsthistorica die leiding geeft aan een industrieel bedrijf met honderd werknemers. Binnenkort stapt ze over naar een onderneming met driehonderd werknemers. En ze is nog steeds verslingerd aan de kunsten.

‘Ik kijk niet op 5000 bezoekers meer of minder’

In dit nummer beschrijft Edo Dijksterhuis de bijna exemplarische teloorgang van Het Valkhof in Nijmegen. Niets leek het museum nog te kunnen redden, tot er mensen in beeld kwamen met kennis van en ervaring in de museumwereld. Ze kwamen met een ambitieus reddingsplan. Bijna gooide de gemeenteraad, vergiftigd met de Zijlstra-doctrine, nog roet in het eten – tot de net aangetreden wethouder liet blijken een niet bij de tijdgeest passende visie op cultuur te hebben. En hij heeft ook nog de ballen om die publiekelijk uit te spreken. ‘Als wethouder hoor ik dat natuurlijk niet te zeggen’ vertrouwde hij Edo toe, ‘maar ik kijk niet op 5000 bezoekers meer of minder. Hoge bezoekersaantallen met ingekochte blockbusters vind ik niet interessant.’

Wat wethouder Vergunst, want zo heet hij, wél interessant vindt? Dat er mooie tentoonstellingen worden gemaakt waar de mensen het nog lang over hebben.

Het lijkt me een streven waar niets op valt af te dingen. Hoogste tijd dat ook elders wordt afgerekend met de Halbe-doctrine.

WIDO SMEETS
hoofdredacteur