Nederland en Vlaanderen delen één taal. Maar ze vormen daarmee niet vanzelfsprekend één cultuurgebied. Op basis van die gemeenschappelijke taal zou je verwachten dat cultuurinstellingen en makers aan weerszijden van de grens veel met elkaar samenwerken. Zou je verwachten dat Nederlanders regelmatig opdraven in Vlaamse cultuurpaleizen en vice versa.

De grens blijkt in de praktijk vaak behoorlijk hard, zo tekent Paul van der Steen op in deze editie van Jeroen, jaargang vier, nummer twee en nog altijd grensoverschrijdend. Alleen met extra investeringen en inspanningen worden er succesjes geboekt.

Als we via kunst en cultuur de grens niet over kunnen, hoe in hemelsnaam dan wel? Van de politiek moeten we het in elk geval niet hebben. Ik sprak laatst met Jan Peumans, voorzitter van het Vlaams parlement. “Om te gaan shoppen in Maastricht hebben we gelukkig geen politiekers nodig”, sneerde hij.

Kent u die mop over de tramlijn tussen Hasselt en Maastricht? Precies, die kwam er dus niet. En toch zegt Gerhard Verfaillie, directeur van het cultuurcentrum in de Belgisch Limburgse hoofdstad Hasselt dat die mopjes met een baard over domme Belgen en gierige Hollanders in elk geval nog een onderlinge betrokkenheid suggereren.

Verfaillie is een man met een open blik, hij kijkt over de grens, kiest voor kwaliteit, maakt niet uit waar die vandaan komt. Toch constateert hij dat de nadruk steeds meer op de eigen identiteit komt te liggen. “Waarom iets uit Nederland halen, als we zelf goede, jonge mensen hebben,” hoort hij vaker dan hem lief is.

Maar als je je oor te luisteren gaat leggen hoe dat nou precies zit met die blik over de grens, dan valt dat uiteindelijk – zo zult u lezen – allemaal wel mee; er wordt veel naar elkaar gekeken en er wordt ook samengewerkt. En uiteraard wil elk cultuurhuis of orkest meer publiek.

Soms is het heel simpel. Bij C-mine in Genk presenteert men dit najaar een blockbuster over filmmaker en kunstenaar Tim Burton. Judith Boessen, zeer bekend met zijn werk, schreef er alvast een stuk over en Veerle Van Bun, directrice van datzelfde C-mine gaat ervan uit dat er bezoekers van verder dan het aanpalende Nederland zullen komen.

Sinds vorig jaar is Milo Rau de nieuwe artistiek leider van NTGent. De man die de naam heeft het geweld van de wereld in het theater te brengen, legt de lat waar het om grenzen gaat een stuk hoger. In 2015 reisde hij naar conflictgebieden in Afrika en maakte er een film en een kunstproject over maar ook een theatervoorstelling voor de Schaubühne in Berlijn. Deze voorstelling, getiteld Compassie, of de geschiedenis van de mitrailleur nam hij voor zijn nieuwe werkgever in reprise. Onze compassie voor vluchtelingen houdt op bij de grenzen van Europa, stelt hij. Die foto van één Syrisch jongetje raakt ons namelijk meer dan duizend doden in de burgeroorlog van de Democratische Republiek Congo. En dat pepert hij ons met veel liefde in.

Aan engagement ontbreekt het dichter bij huis evenmin. In deze Jeroen presenteren we liefst drie nieuwe partners: de Vlaamse theatergroep Het nieuwstedelijk, Het Zuidelijk Toneel en Toneelgroep Maastricht. Voor de laatste keken huisschrijver Frans Pollux en regisseur Pieter Kuijpers nog eens goed naar de roemruchte, criminele Bende van Venlo en maakten er een stuk over. Voor de Vlamingen schreef Stijn Dévilé theater recht vanuit het eigen hart: het scheelde niets of hij was zijn dochter Lena kwijt geraakt door een val van de trap. Regisseur Daria Bukvic (opgegroeid in de buurt van Roermond) schreef een column over hoe ze via de kerk bij het theater kwam. Het zijn verhalen die voor iedereen, uit alle windstreken van de wereld, mooi en van belang kunnen zijn.

Emile Hollman, eindredacteur