Artistiek was de lockdown een woestenij. Maar financieel, stelt WIDO SMEETS vast, staat de cultuursector er beter voor dan in 2019.

Artiesten die geacht werden gratis op te treden tijdens fieldlab-experimenten (budget: 1,1 miljard euro) – geen onvertogen woord uit de kunstsector. Ook cultuurminster Van Engelshoven, die de fair practice code in de sector invoerde, greep niet in. Ze vond het niet haar verantwoordelijkheid.

Musea en theaters die maandenlang wachtten op versoepeling, maar steeds opnieuw werden weggeduwd door minister De Jonge (die intussen Halbe Zijlstra-achtige teksten begon uit te slaan) – geen onvertogen woord uit de sector. O ja, het Rijksmuseum liet de tentoonstelling Slavernij alvast virtueel van start gaan. Ik geloof dat we het moesten zien als statement.

Columnisten klaagden over de beroerde lobby van de kunstsector. Het protest kwam van elders, van een kunstenares en een journaliste die een handtekeningenactie begonnen, en van Rogier van Boxtel, die de regering opriep musea en theaters te heropenen. Van Boxtel is partijgenoot van de cultuurminister.

Een ingewijde legde me uit dat het anders zit. De lijdzaamheid van de kunstsector was strategie. Vanuit de Task Force Culturele en Creative Sector is een stille lobby gevoerd die, inclusief de steun via gemeentes, zo’n 1,1 miljard heeft opgeleverd. Vooral de grotere instellingen zitten er daardoor warmpjes bij. Intussen kwam die gedwongen sluiting wel van pas; konden ze intern de zaak op orde brengen.

Financieel staat de cultuursector er nu beter voor dan in 2019.

Hoe zit het. De meeste kunstinstellingen halen zestig à zeventig procent van hun inkomsten uit subsidies. De tekorten door corona worden aangevuld door de NOW-regeling (voor personeel) en de genoemde 1,1 miljard sectorondersteuning. Van dat geld vloeide weinig tot niets door naar de makers en de zzp’ers. De ijzeren wet in dit land, ook in de cultuursector, luidt dat wie de buffer het hardst nodig heeft, de minste kans krijgt er een aan te leggen.

Financieel staat de cultuursector er nu beter voor dan in 2019. Tal van instellingen hebben over 2020 een overschot; ze voegen het toe aan de reserves, daar was sinds Halbe Zijlstra de sector in 2012 affakkelde nog weinig van over. En dus hielden ze zich de afgelopen maanden gedeisd, ook al hield De Jonge ze voor levensbedreigende doorstroomlocaties.

Zo bleek de coronacrisis een blessing in disguise. Na tien jaar Rutte is de Haagse minachting voor kunst en cultuur zo groot is dat er binnen de reguliere kaders immers niets te halen.

Toch wringt het. Kunstenaars zijn geen lobbyisten, kunstenaars voegen zich niet naar de macht, kunstenaars plooien niet. Kunstenaars liggen dwars, gooien hun kont tegen de krib, zetten de zaak op stelten. Ze horen bij de tegenmacht.

Hoeveel waardevoller was het geweest wanneer de theaters en musea als daad van verzet de deuren hadden opengezet, ten teken dat kunst en cultuur allesbehalve levensbedreigend zijn. In dat scenario hadden de instellingen een keten van verzet gevormd waar acteurs, muzikanten, performers, kunstenaars, ontwerpers en al die andere creatievelingen, binnen de covid-restricties hadden kunnen doen waarvoor ze op aarde zijn: spelen, zingen, schilderen, performen, en bovenal ontregelen – tot de politie de zaak was komen ontruimen.

Zo ging het niet. De sector heeft het spel meegespeeld en het geld gepakt. Eind goed al goed?

Op 11 mei werd de Tijdelijke wet testbewijzen covid-19 aangenomen waarin kunst en cultuur worden ingedeeld bij de niet-essentiële onderdelen van de samenleving. Ze horen bij de sectoren ‘die naar maatschappelijke opvattingen (…) niet van primair belang zijn.’

De miljoenen zijn binnen, de reserves zijn aangezuiverd, Zijlstra’s marginalisering van de sector is nu wettelijk verankerd.

WIDO SMEETS

Gepubliceerd op 4 juni 2021