Wat veel mensen niet weten, is dat Tsjechen onbedaarlijk kunnen lachen om de boeken van Franz Kafka. Meer dan eens moest de schrijver bij het voorlezen uit Het proces even stoppen – omdat zijn vrienden niet meer bijkwamen van de lach. Hijzelf trouwens ook niet.

Toch zit Franz Kafka (1883-1924) niet vanwege zijn humor in ons collectief geheugen, maar vanwege zijn beschrijvingen van een satanische, hermetisch gesloten wereld van absurde willekeur. Wanneer we ons als nietige eenlingen vermorzeld voelen door een ongrijpbare bureaucratie of een gezichtsloze overheid roepen we, bij voorkeur in gezelschap, zijn naam aan – en grijpen nog eens in de bak met pinda’s.

Op zijn tijd doe ik er graag aan mee. Zo belde ik laatst met de fiscus omdat ik door het belastingkantoor in Maastricht verstuurde aanmaningen kreeg van facturen die ik nooit had ontvangen. Die kwamen twee weken later, verstuurd vanuit het kantoor in Heerlen. Met andere bedragen erop. Na een excursie door een woud van telefonische menu’s kwam ik uit bij een mevrouw die me pas te woord wilde staan als ik haar de laatste vier cijfers gaf van een inlogcode waarvan ik nog nooit heb gehoord.

In een Praagse huiskamer zouden ze niet bijkomen van de lach. Zelf krijg ik dan enorme heimwee naar een niet bestaande plaats en tijd waar ik zó lang met rust word gelaten dat ook ik kan lachen om de verhalen van Kafka, en mijn schouders ophaal bij de slecht geacteerde welwillendheid van de fiscus.

De romantiek van de heimwee maakt het leven draaglijk, zo blijkt ook uit de Zuiderluchtige Zomerverhalen in dit nummer. Voor deze jaarlijkse ZL-klassieker vroegen we vijf auteurs om een Ultra Kort Verhaal (een door A.L. Snijders gemunt genre) te schrijven over heimwee.

Deze UKV’s, geschreven door Maria Barnas, Wil Boesten, A.H.J. Dautzenberg, Roman Helinski en Alma Mathijsen, vormen het hart van deze nieuwe ZL. De opening is voor een artikel van Cyrille Offermans over het theaterstuk De welwillenden, naar het spraakmakende boek van Jonathan Littel. “Ik geloof tot nader order niet dat we allemaal beulen zijn”, was zijn oordeel toen de lichten aangingen, als reactie op de suggestie van het stuk dat er in ieder mens een beul schuilt. Ik geloof er, met Cyrille, geen barst van.

Halverwege dit nummer komt u een fantastische foto tegen uit het herontdekte oeuvre van Emil Otto Hoppé. Daarna beoordeelt Leon Verdonschot de nieuwe cd van PJ Harvey en gaat Duncan Liefferink in het Cube Design Museum in Kerkrade op zoek naar menselijk vernuft. Edo Dijksterhuis interviewt Thomas Eyck, een ooit aan sport verslingerde jongen uit Heerlen die nu op geheel eigen wijze zijn stempel drukt op het beste design uit Nederland. Onze man in Berlijn, Merlijn Schoonenboom, ging kijken hoe het Gable en Romy Roelofsen van het Maastrichtse theatergezelschap Het Geluid daar vergaat in de Neuköllner Oper. Ze voerden er een eigentijdse versie van Wagners Wesendoncklieder op. Ga het zien, en horen, als ze weer terug in het land zijn.

Let, ten slotte, ook eens op ZL XT, ons pas vijf maanden oude agenda-katern dat nu al 24 pagina’s dik is. Daar komt u de eerste zomermaanden wel mee door. Daarna spreken we elkaar opnieuw.