Je best doen. Zo heette de prachtige tekening op de cover van de vorige ZL, pak hem er nog maar eens bij.
Net als de maker van de tekening ben ik opgegroeid met het idee dat je altijd (en beter) je best moet doen. Er zijn streken, landen, werelddelen waar dat nog steeds zo is.
Hoe zit dat hier, bij ons? Doen we nog wel ons best? Hoe zit het – in goed Nederlands – met onze ‘drive’? En met de wapenbroeder ervan, de nieuwsgierigheid? Met de drang naar alternatieven, het openen van onbekende deuren, het verleggen van grenzen?
Vorige maand wilde ik een expositie bezoeken in een ietwat ongewone plek: de hal van een stadhuis. Een gigantische hal: de architect heeft willen benadrukken dat een stadhuis een plek moet zijn waar iedereen welkom is. Een plek voor het volk.
Tachtig jaar geleden, toen het stadhuis werd gebouwd, was dat idee van gastvrijheid een vanzelfsprekendheid. Nu niet meer. In de entree zit een glazen deur die niet, zoals je misschien zou verwachten, vanzelf opengaat. Dat doet de portier (die zit achter een andere – kogelwerende – glazen wand), mits je goede bedoelingen hebt. Die had ik. Wat is er onschuldiger dan naar een schilderij kijken? Terwijl ik door het glas de kunstwerken zag hangen, weigerde de man me binnen te laten.
Na wat telefoontjes over en weer werd ik alsnog binnengelaten, door een collega. Toen ik de portier bij vertrek bedankte voor de gastvrijheid (tingeling! ironie. tingeling!) zei hij met rood aangelopen hoofd: “Graag gedaan.”
Geen spoor van de gedachte dat hij misschien niet genoeg zijn best had gedaan. Laat staan van het idee om zich te verontschuldigen.
Mijn vermoeden is dat de man niet eens wist dat er in de hal een expositie was. Er hangen toch altijd schilderijen? Waarom zou iemand daar speciaal naar komen kijken?
Kennelijk was hij ook niet geïnformeerd, sorry, gebriefd. Beste man, die schilderijen die daar hangen vormen samen een expositie. Het kan zijn dat er mensen komen kijken. Heet ze welkom en laat ze binnen.
Niet dus.
Je zou het voorval als een parabel kunnen beschouwen, over wat er zoal te leren valt. Over rol, betekenis en functie van kunst en cultuur bijvoorbeeld. En de presentatie ervan. Over beschaving, en hoe het daarmee is gesteld. Hoe we de nieuwsgierigheid kunnen rehabiliteren.
Dat debat komt, deels indirect, terug in deze nieuwe ZL. Cyrille Offermans heeft het erover in zijn introductie bij zijn nieuwe boek Een iets beschuttere plek misschien. Boekhandelaar Ton Harmes heeft het erover als hij zich afvraagt waarom de overheid geen visie heeft op taal(onderwijs) nu de laaggeletterdheid om zich heen grijpt. En zelf zou ik er, nu de provincie Limburg dialect tot voertaal in de peuterspeelzaal wil maken, aan toe willen voegen: hou op met dat gehobby en ga écht aan het werk. Lees kinderen in die speelzaal voor uit Nederlandstalige boeken. Laat ze aan elkaar voorlezen. Laat ze – trots ! – aan hun ouders voorlezen. Breng jeugdliteratuur als vak terug op de pabo.
Dring de laaggeletterdheid terug met landelijk beleid. Leer de kinderen goed Nederlands, en daarna Engels, Duits en Frans, de taal van onze buren.
Maak ze nieuwsgierig naar werelden die ze niet kennen. Wedden dat ze hun best gaan doen?
WIDO SMEETS
hoofdredacteur
w.smeets@zuiderlucht.eu