Wat weten we van Vincent van Gogh? Dat hij een zenuwzieke schilder was van wie bij leven niet één werk werd verkocht. Vertaald naar deze tijd zou zijn profiel passen in het nieuwrechtse gedachtegoed dat kunst nergens goed voor is en de meeste kunstenaars halfgare uitvreters zijn.
Toch groeide Vincent van Gogh (1853-1890) na zijn dood uit tot wat wij tegenwoordig ‘een merk’ noemen. Zijn naamsbekendheid is enorm, zijn schilderijen leveren honderden miljoenen op, het Van Goghmuseum is de grootste toeristische attractie van Amsterdam, een aan Van Gogh toegeschreven vaatdoek zou moeiteloos het acht-uur-journaal halen.
Van Goghs tragische leven, de briefwisseling met zijn broer Theo en zijn artistieke kwaliteiten hebben bijgedragen aan die faam, maar het was Jo Bonger die de steigers bouwde onder zijn wereldfaam.
Jo Bonger was de weduwe van Vincents broer Theo, kunsthandelaar te Parijs, die als eerste begreep wat de zoekende schilder in zijn mars had. Na Theo’s dood, een half jaar na die van zijn broer, was het zijn vrouw die zich ontfermde over de nalatenschap van Vincent. “Wie de huidige waardering voor Vincent van Gogh ziet, moet zich realiseren dat dit zonder de volharding van Jo Bonger volkomen anders was geweest”, concludeert Koen Kleijn in deze Zuiderlucht naar aanleiding van haar pas verschenen biografie Alles voor Vincent.
Het lijkt me een understatement. Hoewel ze er niet voor had doorgeleerd – het vak bestond nog niet eens – was Jo Bonger een geboren marketeer die met haar intuïtie, slimheid, pragmatisme en ijzeren volharding Vincent van Gogh in de markt zette. De rest is, zogezegd, geschiedenis.
Dreef Vincent van Goghs innerlijke onrust hem van hot naar haar, hedendaagse kunstenaars pakken dat anders aan. Om te ontsnappen aan hun dagelijkse routine verblijven ze, vaak op uitnodiging, in een ‘residency’. Anneke van Wolfswinkel vraagt in dit nummer aan vijf jonge kunstenaars wat zo’n vrijwillige uithuisplaatsing in artistiek opzicht oplevert. Hun antwoorden zijn nogal ongewis, maar blijkens de door henzelf aangeleverde, zorgvuldig geënsceneerde portretten hebben ze over hun marketing alvast goed nagedacht.
Alles is persoonlijk, iedereen is uniek – het hoort bij een tijd waarin veel zo niet alles draait om self exposure. Tegelijkertijd is het een echo van het Westerse concept van de kunstenaar die zich laat voeden door hemelse inspiratie en de daaruit ontsproten artistieke brille.
Dat er ook andere perspectieven bestaan, laten vijf jonge kunstenaars zien in de expositie Telling Untold Stories in het Van Abbemuseum in Eindhoven. Ze hebben weinig met elkaar gemeen, behalve dat ze niet-Westerse wortels hebben en hun werk allesbehalve een individuele expressie van een individuele emoties is. Ze zijn juist níet met zichzelf bezig, maar met de wereld om hun heen, waar ze eerder worden aangetrokken door het collectieve dan het individuele.
Wat een verademing – niet de ongehoorde, vaak gruwelijke verhalen die ze vertellen, maar de wijze waaróp ze worden verteld. Voor de bezoeker die zijn Westerse bagage in de locker durft achter te laten, is het een louterende ervaring. Een contrapunt in een cynische wereld waar de mensen vooral druk zijn met het promoten van zichzelf.
WIDO SMEETS
hoofdredacteur
w.smeets@zuiderlucht.eu