Een cruciaal moment in het leven van Marcel Broodthaers was een bijeenkomst in zijn woning aan de Boomkwekerijstraat in Brussel. Hij had bevriende kunstenaars uitgenodigd om te discussiëren over de rol van kunst en museum in de samenleving. Het was 1968, het Parijse studentenoproer sloeg over naar andere hoofdsteden.
Er werd veel gedebatteerd in die tijd, er ontstonden vrijplaatsen waar een nieuwe tijd werd verwelkomd. In de jaren erna vierde de avant-garde haar triomfen, ook buiten de kunsten werd het experiment de norm.
Inmiddels hoort de avant-garde tot de geschiedenis en hebben de kunsten zich laten inkapselen door de macht. Vroeger werd dat verschijnsel repressieve tolerantie genoemd. Het 21 eeuwse aftreksel daarvan heet gedogen, dat klinkt een stuk gezelliger.
Vooral linkse partijen hebben zich beijverd om de kunsten op te bergen in instituties waar ze hun gang mochten gaan – zolang ze niet teveel buiten de lijntjes kleurden. Die gespeelde autonomie is passé, ook in eigen huis worden de kunsten niet meer met rust gelaten. Acteur Pierre Bokma, een internationale grootheid, maakte de afgelopen maanden op diverse plaatsen gehakt van het kunstbeleid van de overheid. Niemand reageerde. De kunsten zijn een qualité negligable geworden.
In zo’n wereld kan een stad als Sittard-Geleen zonder enig tegenspel vijf cultuurinstellingen ontmantelen, de respectieve directeuren ontslaan en onder leiding van een uitgerangeerde PvdA-politica een Cultuurbedrijf optuigen om de economische doelen van de zittende macht te faciliteren. Zo vegen de technocraten de laatste restjes autonomie in museum, theater, muziekschool en bibliotheek naar buiten. Welkom terug, autoritaire jaren vijftig. Lees het onthutsende verslag van deze ontmanteling vanaf pagina 6.
Twintig kilometer verderop voelt Maastricht zich twee weken lang een kunststad: de UFO genaamd Tefaf is weer neergedaald. Met kunst heeft dat festijn niet zoveel van doen, met een goedgevulde beurs des te meer. De stad regelt een vrijplaats voor het grote geld, met eigen wetten en regels. Een snobistische peepshow waar het plebs voor 55 euro een dagje mag komen ruiken aan wat een leven lang buiten bereik zal blijven. Enjoy!
Ons niet gezien dus. We laten we de gepommadeerde snobs en de gebotoxte geurdozen en hun slippendragers wie ze zijn en richten ons liever op wat zich in de schaduw van dit borstgetrommel afspeelt. We gedenken liever de hierboven genoemde Marcel Broodthaers, die vijftig jaar geleden kunst zag waar die niet was – een pot met mosselen, een ovaal met eieren – en een helse hekel had aan de combinatie kunst & kapitaal. Dat deze maand in Maastricht zijn kortfilms worden getoond, was voor ons reden naar Brussel te gaan om zijn weduwe, de inmiddels 75-jarige Maria Gilissen-Broodthaers, te interviewen. Ze maakte het mee, de armoede van de jaren zestig, de triomf van de avant-garde in de jaren zeventig, de daaropvolgende inkapseling door de macht en de overname van de kunstmarkt door de nieuwe rijken. Maar wat er ook gebeurde, elk jaar keerde ze terug naar haar geboortegrond in Cadier en Keer, om er mee te lopen in de processie. Nog steeds.