Iets meer dan de helft van de Nederlanders, om precies te zijn 51 procent, is in toneel geïnteresseerd. Toch gaat maar 17 procent daadwerkelijk naar het theater.
Hoe onrustbarend is dat?
Ik vermoed dat driekwart van de Nederlanders in voetbal is geïnteresseerd, en dat maar een zeer gering deel van die groep daadwerkelijk de gang naar het stadion maakt. Volgens mij maakt niemand zich daar ongerust over.
De cijfers uit de aanhef van dit stukje komen uit een onderzoek, en we weten wat het is met onderzoeken: de ondervraagden geven meestal een politiek correct antwoord. Het klinkt beter wanneer je zegt dat je geïnteresseerd bent in theater, dan dat je vindt dat het allemaal aanstellerij is.
Met percentages is het als met dat half volle c.q. half lege glas. Die 17 procent is goed voor bijna 2,9 miljoen mensen. Als je die met enige regelmaat binnen weet te lokken, kun je als theater heel veel mooie dingen doen.
Dat ze tegelijkertijd een deel van die resterende 83 procent proberen binnen te halen, zien theaterdirecteuren terecht als een morele verplichting. Ze hebben een commissie in het leven geroepen om het imagoprobleem van theaters te onderzoeken. Die commissie, onder leiding van oud-minister Guusje ter Horst (PvdA), kwam vorige maand met het advies dat gesubsidieerde gezelschappen niet langer ‘gewone’ voorstellingen moeten maken, maar voor “urgente, sociaal-maatschappelijke gebeurtenissen” moeten zorgen over thema’s die bezoekers raken. Of die bezoekers wel zin hebben in zo’n avondje maatschappelijk relevant toneel weet de commissie niet. Dus adviseert ze dat er nader onderzoek komt.
Laat maar zitten, zou ik zeggen.
Anders komt mevrouw Ter Horst over een tijdje, zwaaiend met dat vervolgonderzoek, nog één keer uitleggen wat de theatermakers moeten maken. En omdat ze de beroerdste niet is, adviseert ze ook nog schilders wat ze moeten schilderen, en schrijvers wat ze moeten schrijven.
Laat maar zitten dus. Laat theatermakers zelf bepalen wat ze maken, ze hebben een neus voor de tijdgeest en de omgeving waarin ze functioneren – de nieuwe wind die nu bij Toneelgroep Maastricht waait, is er een voorbeeld van. En als wij er als publiek toch niks aan vinden, roepen we boeh en gaan we, even goede vrienden, naar een ander zijn kunstje kijken.
Als u dit stukje hebt uitgelezen, hoort u waarschijnlijk bij de bovengenoemde 17 procent. Lees dan vooral verder en geniet in deze tweede editie van Theatermagazine Jeroen van de prachtige verhalen over theatermakers met hun nieuwe producties, en ga vooral met eigen ogen kijken of het klopt.
Overigens trekken theaters, met of zonder imagoprobleem, meer publiek dan voetbal. Maar dat wist u natuurlijk al.