Er is te weinig diversiteit in de cultuursector. Het klopt, waar je ook kijkt, het is er schrijnend blank – niet wit, dat is een anglicisme. En het wordt niet minder dramatisch door te constateren dat het elders in de samenleving niet veel beter is.
Ooit een gekleurde boer gezien op het Malieveld?
Misschien is het een idee dat Den Haag de cultuursector het budget teruggeeft dat acht jaar geleden onder het mom van ‘financiële crisis’ werd ingenomen. Misschien is het een idee om aan die teruggave de eis te verbinden dat het geld wordt geïnvesteerd in diversiteit.
Toch houdt men in de cultuurwereld, meer dan in andere sectoren, het oor aan de grond. De #MeToo-beweging heeft ervoor gezorgd dat theater, museum en film zich meer dan ooit engageren met vrouwelijke thema’s. Ineens krijgen tal van onderschatte of decennialang in de coulissen verblijvende vrouwelijke kunstenaars de aandacht die ze verdienen.
Hetzelfde geldt voor de vluchtelingencrisis, de klimaatcrisis, het identiteitsdebat en de worsteling met een deels onverwerkt verleden. Niemand kan zeggen dat de musea, afgezien van de enkeling die toch liever naar de eigen navel blijft staren, in deze tijd met de rug naar het hier en nu staan. De Suriname-expositie in Amsterdam maakt veel los, de grote slavernijtentoonstelling, volgend jaar in het Rijksmuseum, zal het niet anders vergaan. In Karlsruhe opent dezer dagen een grote tentoonstelling over de “vervlechting van christelijke en islamitische cultuur in Centraal en Oost-Europa”.
Dat de Poolse schrijfster Olga Tokarczuk afgelopen maand met terugwerkende kracht de Nobelprijs voor literatuur 2018 kreeg, past in dat beeld. De schrijfster wordt in overheidskringen gehaat omdat haar boeken het Poolse nationalisme ondermijnen door het land te beschrijven als een lappendeken van elkaar bevechtende en tegelijkertijd versmeltende volken en culturen.
Is Tokarczuk vooral in eigen land omstreden, haar collega Peter Handke, die de Nobel-schrijversprijs voor 2019 mag ophalen, heeft die status bijna wereldwijd. Handke maakte in 2006 een historische faux pas door een grafrede te houden bij de begrafenis van Slobodan Milošević, de van oorlogsmisdaden beschuldigde oud-president van Servië. Het omfloerste mea culpa twee jaar later, in zijn boek Die morawische Nacht, vond weinig weerklank.
De cultuurwereld kan dezer dagen bezwaarlijk van een l’art pour l‘art mentaliteit worden beschuldigd – in tegenstelling tot de politiek die ons met een slappe-knieëndemocratie heeft opgezadeld. Hoewel Abdelkader Benali het de hoogste tijd vond voor Afrikaanse of Aziatische winnaars, kan de boodschap van deze twee Nobelprijzen niemand zijn ontgaan. De jury in Stockholm heeft de aandacht nadrukkelijk op Europa willen vestigen, het wispelturige continent waar op dit moment alle mondiale crises samenklonteren, waar het lijkt alsof iedereen met elkaar in de clinch ligt en waar de EU koppig en onverzettelijk de boel bij elkaar probeert te houden.
Ze doet dat, laten we het niet vergeten, met een mandaat dat er mag zijn. Ook al heeft Brussel de schijn vaak tegen, zeven van de tien EU-inwoners willen dat de unie in de huidige samenstelling (zonder VK), blijft bestaan. Het statement uit Stockholm – niet wegkijken, maar doorbuffelen – lijkt me een echo daarvan.
WIDO SMEETS
hoofdredacteur
w.smeets@zuiderlucht.eu