In de keuken ratelt de koelkast. Voor de tweede keer op deze dag spring ik onder de koude douche. Ondertussen, voor de openstaande balkondeur, begint een spin aan haar avondwerk. Er zijn altijd muggen die haar kleverig net ontwijken, straks in het donker zullen zij langs mijn oor zoemen. Het is zomer.

Naar mijn idee wordt de lente als seizoen zwaar overschat. We zien lammetjes in de wei huppelen en een paar weken geleden nog dorre boomskeletten in zachtroze zeeën van kersenbloesems veranderen. En omdat alles om ons heen (weder)geboorte ademt zien we de lente als dé tijd van verandering, ook in ons persoonlijke leven. Maar geboren worden is niet alles. Het echte leven begint dan pas, een groot avontuur van voortdurende transformatie.

In mijn ervaring is de zomer de tijd van echte transformatie. Mitsen en maren worden doe-maars. Conventies verkruimelen in de droogte van de dag, ’s avonds verdwijnen ze in de spleten van de nog nagloeiende tegels op het terras. Even napraten met een vriend wordt een avond van je leven. Soms spring je in onbekende dieptes.

Op 5 juli overleed de Franse filosoof, journalist en filmmaker Claude Lanzmann. Hij werd bekend door zijn negen uur durende Holocaust-documentaire Shoah (1985) waaraan hij meer dan elf jaar werkte. Het Duitse journaal toonde die avond de cover van een van zijn boeken, La Tombe du divin plongeur (Het graf van de goddelijke duiker), met daarop een mens die met uitgestrekte armen een duik maakt: een fresco in het Italiaanse Paestum uit 480 voor Christus dat hij voor het eerst had gezien tijdens een van zijn reizen met Simone de Beauvoir en Jean Paul Sartre. Zo, zei Lanzmann, had hij geleerd te leven: het hoofd vooraan, springend. Ik geloof dat niet alleen Shoah zo is ontstaan, maar misschien wel elke vorm van kunst.

Toen ik een jaar of veertien was, maakte ik tijdens warme zomernachten met een groep vrienden illegale uitstapjes naar het openluchtzwembad. Giechelend klommen we over de muur en gleden zo stil mogelijk het water in. Een keer dook een jongen in de maneschijn van de driemeterplank, in een mooie boog zoals alleen hij die kon maken. In het wachtershuisje ging een lamp aan.

Het was zomer.