Zimbabwe
Hoewel primitieve kunst aan de basis stond van de Westerse moderne kunst, wordt Afrikaanse kunst maar zelden voor vol aangezien. De World Art Foundation probeert daar wat aan te doen. “Brancusi bleek maar weinig van zichzelf te hebben ingebracht.”
Een Afrikaanse kennisbron in Well
Picasso zei eens dat hij het licht zag toen hij in een museum Afrikaanse en Polynesische afgodsbeelden ontdekte. De tot op dat moment door naturalisme gedomineerde Westerse kunst kreeg hierdoor de mogelijkheid zuiver plastisch te worden: Picasso’s Demoiselles d’Avignon uit 1907 luidde de moderne kunstgeschiedenis in.
Zo gaf wat lang als ‘primitieve kunst’ werd betiteld de aanzet tot onze hedendaagse kunst. Het was mooi geweest als dat tevens het einde had ingeluid van een koloniale manier van denken, maar hoezeer de intuïtieve kunstuitingen ook verheerlijkt werden door de grootsten onder de Westerse kunstenaars, tot een opwaardering van Afrikaanse kunstvormen leidde het niet.
Norbert Simons van het World Art House heeft er zijn levenswerk van gemaakt in dat beeld nog enige beweging te krijgen. “Het Westen wil enerzijds de eigen beschaving aan ‘primitieven’ opleggen en anderzijds de onbedorven vormen terug de eigen cultuur binnenhalen. Maar een belangrijke drijfveer voor kunst is wat in de authentieke vorm zit, de ziel is niet door een andere kunstenaar over te nemen”, zegt Simons. “Ik veroordeel het niet, maar blijf het wel onbegrijpelijk vinden dat het desondanks niet om z’n eigen kunstnorm wordt gewaardeerd, maar wordt afgedaan als volkskunst.”
In 1984 was in het MoMA in New York de tentoonstelling Primitivism in 20th Century Art: Affinity of the Tribal and the Modern, te zien. Tweehonderd sculpturen en andere objecten uit Afrika, Oceanië en de beide Amerika’s werden tentoongesteld naast bijna net zoveel werken van kunstenaars als Matisse, Picasso, Brancusi en Modigliani. Volgens de organisatoren bestond er een essentiële spirituele en esthetische band tussen de Afrikaanse en de moderne Westerse kunst. De uiterlijke overeenkomsten tussen beiden zouden dit aantonen.
Maar in de tentoonstelling werden de oorspronkelijke voorbeelden enkel als een aspect van de moderne kunstgeschiedenis behandeld en was weinig belangstelling voor de Afrikaanse kunst zelf. En waar Primitivisme een bewust gekozen houding van de geciviliseerde kunstenaar impliceert, bleef primitieve kunst een bijsmaak houden. Norbert Simons zag in de tentoonstelling eigenlijk alleen maar ordinair jatwerk. “Brancusi bleek maar weinig van zichzelf te hebben ingebracht. De schoonheid van de authentieke vormen stond niet centraal, noch het vakmanschap van de oorspronkelijke kunstenaar. Het MoMA deed niets voor de waardering van de Afrikaanse kunst, keek niet naar hoe het die kunstvormen zelf verder verging.”
Simons had in die tijd in Noord-Holland een succesvol bedrijf in interieur- en exterieurafwerking van grote projecten, zoals theaters. Daarnaast runde hij een kunstadviesbureau. Hij verkocht de zaak en ging op reis, een zoektocht naar hedendaagse kunstvormen met authentieke culturele achtergrond. Na twee jaar reizen door Afrika vond hij die – en dat is niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. “Veel van oorsprong authentieke kunst is dat in wezen niet meer omdat ze is beïnvloed. Primitivisme bestaat dus in deze stelling niet, in de hedendaagse Afrikaanse kunst is de puur oorspronkelijke vorm nog maar moeilijk te vinden.”
De eerste tocht door Afrika, hij heeft er inmiddels zo’n dertig gemaakt, eindigde in Zimbabwe, een land met een bij insiders bekende hoogwaardige beeldhouwkunst. Simons zag er handelaren uit West-Europa en de VS die werken opkochten en vond de kunstenaars maar slecht behandeld. Hij besloot het anders te doen, “humaan zakelijk handelen”, noemt hij het. Terug in Nederland kocht hij een boerderij in het Gelderse Eerbeek en richtte er samen met zijn vrouw Hermien Esselink de World Art Foundation op.
In de afgelopen twintig jaar organiseerde hij zo’n tachtig exposities door heel Europa, publiceerde en werkte mee aan tal van catalogi en gaf vele lezingen over het onderwerp. Vier jaar geleden verhuisde het echtpaar naar het Noord-Limburgse Well waar meer ruimte voorhanden was voor de uitdijende collectie. Elk jaar brengt het echtpaar de winter door in Afrika. “We zijn kritisch in de samenwerking met kunstenaars. Veel van hen zijn vooral bezig met productie, zeg maar het werk dat hier in tuincentra te koop is.” Hij scheidt het kaf van het koren op één principe, dat van de authenticiteit. De kunstenaars die hij in Afrika onder zijn hoede neemt, begeleidt hij intensief en na een tijdje neemt hij ze mee naar Nederland. Hij financiert een verblijf van drie maanden, maakt een presentatie van hun werk, geeft samen met hen workshops en stelt een publicatie samen.
De World Art Foundation beheert inmiddels een grote collectie sculpturen uit Afrika, waarin Zimbabwe en de kunstenaarskolonie Tengenenge een belangrijke plaats innemen. Daarnaast heeft hij deelcollecties met kunstwerken van Aboriginals en Pueblo Indianen. “Allemaal kunstvormen die er heel hedendaags uitzien en al eeuwenlang zo worden gemaakt. Ze vertonen onderlinge overeenkomsten terwijl de kunstenaars elkaars werk nooit hebben gezien.” Volgens Simons omdat ze gemaakt zijn vanuit de eigen ontstaansgeschiedenis. “Onze kunstgeschiedenis is enkel gebaseerd op Europa. Terwijl Afrika het continent is waar de mens ontstaan is.”
Norbert Simons in zijn tuin vol Afrikaanse beelden. foto Zuiderlucht
www.worldarthouse.nl