“Negen euro voor dit glas cava?! Het spijt me, maar dan hoef ik het niet.” De barman die het voor mij heeft ingeschonken kijkt me ziedend aan. Ik wist dat ik zo’n reactie riskeerde, het loopt niet lekker voor hem. Zijn enige collega staat ogenschijnlijk voor het eerst achter een toog, de schone glazen zijn op en de rij dorstige theatergasten staat tot de entree. 

Wat de barman niet weet: ook bij mij staat iets op ontploffen. Die negen euro, de twintig minuten wachttijd, ze zijn die laatste druppel. Al kan ik er op deze oudejaarsavond nog niet de vinger op leggen wat voor vat het precies is dat overloopt. In ieder geval weiger ik mijn bankpasje te trekken. 

Enkele weken later lees ik over Artful Participation. Dit onderzoeksproject van Universiteit Maastricht, Hogeschool Zuid en Philharmonie Zuid-Nederland buigt zich over publieksparticipatie. Één onderzoek gaat over Bucketlist Concerts, een marketingcampagne van het orkest die zich op bezoekers onder de dertig jaar richtte.  

Ik viel buiten de doelgroep, toch staat me de campagne nog bij. Op een flyer werd het jonge publiek grafisch uitgelegd welke gedragscodes bij een klassiek concert gelden: hoe te kleden, wanneer te klappen en hoe de bar te vinden – die heet in een theater namelijk foyer. Ik kon er om lachen, het was duidelijk met een knipoog bedoeld. 

De onderzoekers hebben kritiek op de flyer, die zou er voor kunnen zorgen dat jongeren zich buitengesloten voelen, omdat bij hun een kennisgebrek over zowel muziek als de setting wordt verondersteld. Ze komen met een ander voorstel: “Wat zou er gebeuren als we ons jongeren niet voorstellen als consumenten zonder begrip van klassieke muziek, maar als volwaardige burgers?”

Ik bekijk de flyer opnieuw en besef dat ik het eigenlijk best goed doe. Ik kom op tijd, ik kleed me netjes, ik praat niet tijdens de voorstelling en ik klap op de goede momenten. Ook breng ik de culturele bagage mee om een breed programma te waarderen, van oud tot nieuw, van conservatief tot experimenteel. Ik heb exact het profiel van dat publiek dat over vijftien jaar de huidige abonnementhouders zal moeten aflossen. 

Ik vrees dat dit niet gaat lukken. Ik krijg namelijk mijn vrienden niet mee. Regelmatig tip ik mensen om mee heen, maar als je nog geen fan bent van Eric Truffaz, Ludwig van Beethoven of Nanine Linning, dan is 45 euro entree een te hoge drempel. Dat je de dertig gepasseerd bent, betekent niet automatisch dat je bakken geld verdient. En de ‘tien-euro-voor-een-restkaartje’ acties zijn we ontgroeid.             

De voorstelling op oudejaarsavond had ik voor mezelf én mijn begeleiding betaald, het bedrag was iets hoger dan ik er eigenlijk voor over had. Maar vooruit, denk je dan, het is een speciale dag en de bubbels vooraf zijn inbegrepen. 

Bij aankomst werden onze fietsen bekeken alsof het ruimteschepen waren. In de wachtrij aan de bar scanden ijzige ogen onder grijze kapsels onze kleding. De voorstelling zou toch gaan over onze leeftijdsgroep? Waar was die dan? Toen de barman me vroeg om bij te betalen voor de (vanavond duurdere) cava… was dat de bekende druppel. Zó gaat het niet lukken met dat nieuwe publiek, dacht ik.

Daria Bukvić, intussen artistiek leider van Toneelgroep Oostpool, schreef drie jaar geleden in een column in ZOUT, toen nog Zuiderlucht: “Directeuren hebben de mond vol van het theater als gemeenschapshuis, maar gaan intussen prat op chique avondjes met bobos en bubbels. Als je écht vindt dat theater voor iedereen is en geen elitaire hobby, moet je een radicaal andere sfeer creëren voor je publiek.”

Beste theaterbobo’s, lees die column nog eens terug.