Merieke Manders was jarenlang een fervent lezer. Daarna nam ze zelf de pen ter hand om te schrijven over haar literaire helden. Over Plato bijvoorbeeld die ze tegenkwam gezeten op een krukje bij een dorpje aan de Maas.
Het oog bestuurt de handen, het hoofd de voeten, de rede de gevoelens, de ziel het lichaam, onvergankelijkheid al het vergankelijke, stilstand beweging, eeuwigheid tijd, zo blijkt het bewegend leven beheerst te worden door een stil toekijken.
Hoe verenig ik het nuttige met het aangename? Hoe het praktische met het educatieve?
Mij wacht een dag met een weinig aantrekkelijke opdracht. Het einde van het schooljaar komt in zicht en de kinderen hebben het wel gehad. De rapporten zijn uitgedeeld, iedere leerling weet of hij over is naar de volgende klas of door een gebrek aan ijver of intellectuele bagage nog een jaar over moet doen. De rek is eruit, zowel kinderen als leerkrachten zijn moe. Ze snakken naar de zomervakantie, maar nog is het niet zover. Er volgt een laatste week met sport en spel, waar we met z’n allen doorheen moeten. Vandaag is de dag van de speurtocht. Omdat het dorpje waar ik lesgeef aan de rand ligt van een weelderig uitdijend bosgebied, ligt het voor de hand dat daar de tocht gehouden wordt. Het is prachtig weer. Dat is alvast een meevaller.
Ik laat me gewillig de plek aanwijzen waar ik mijn dag moet gaan doorbrengen met posten. Het toeval wil dat ik een tussen de bomen verscholen open plek krijg toegewezen die op een steenworp afstand ligt van het vroegere woonhuis van mijn oom en tante. Het huis ligt kilometers ver van de bewoonde wereld. Voor mij als kind leek het telkens een onoverbrugbare afstand van de rijksweg, die naar het eigenlijke dorp voert, tot het feeërieke huisje aan de rand van de bosweg. Twintig jaar na dato bevind ik me op dezelfde plek, en twee verschillende werelden nemen elkaar bij de hand. De dag van vandaag wordt ondergedompeld in de logeerpartijtjes van weleer.
Voor alle zekerheid heb ik me zelf toegerust met een krukje, om in een enigszins normale houding te kunnen zitten, en het in boekvorm gebundelde gedachtegoed Politeia van Plato. Rondom me heen de wijdvertakte stilte. De zon geeft me zijnskracht door zich op die ene open plek, die voor de dag van vandaag mijn ballingsoord en exclusieve domein zal zijn, te concentreren. Een onstuimige schittering van bovenaards licht spat uit de hemel, het bos woekert om me heen, het gras op de grond is her en der verschroeid. Door de droogte prikken grassprieten en takjes in mijn blote voeten en benen. Hout en varens vormen een warrig tapijt.
Ik voel me één met mijn omgeving, alsof de Heer me heeft ingekapseld in zijn vredige stralen. Hij is op dit moment de maat van alle dingen. Ik onderwerp me aan de toegemeten ruimte en sla het boek open. Thuis heb ik al een begin gemaakt. Plato ontvouwt zijn denkbeelden en al gauw haak ik aan bij de wereld van het antieke Griekenland. De speurtocht van school verdwijnt uit beeld, mijn persoonlijke zoektocht zet koers in een totaal andere richting. Het is mijn eerste kennismaking met Plato, die het goed voorheeft met de Atheners en een optimaal functionerende rechtsstaat in kaart brengt. Zijn ideale staat berust op het principe van het stille toekijken en functioneert bij de gratie van voldoende zelfdiscipline van de mensen. Niet in hun eentje maar gedragen in groepsverband. Alles draait om rechtvaardigheid. Een gemeenschap behoort wars te zijn van het streven naar rijkdom, macht of concurrentie. De wetten in een staat zijn een afspiegeling van de wetten in de natuur. Zoals de bomen, struiken en planten om me heen eendrachtig samenleven en de hand van God hen stuurt, zo harmonisch moet het er ook tussen de mensen onderling aan toegaan. God is wijs, evenals ook de oude mensen in een gemeenschap door hun levenservaring op een grote wijsheid kunnen bogen. Zij weten wat niet goed is voor de mens. Ze kennen zijn valkuilen en zwaktes. Een leger aan hinderlagen dat met het grootste gemak dwaalwegen bewandelt.
Dat Plato zijn licht op nog meer gebieden heeft laten schijnen, ontdek ik tien jaren later tijdens een studie filosofie aan de Open Universiteit. Dan maak ik kennis met het verhaal van de grot. De mens die aan eenzelfde plek vast geketend zit, kan slechts met een bedrieglijke, beperkte blik de wereld om hem heen waarnemen. Wat hij ziet is schijn, een misleidende afspiegeling van de werkelijkheid.
Mijn werkelijkheid van dit moment is de zon die ongenadig op mijn hoofd schijnt en mijn maag die begint te knorren. Langer dan een uur geleden ben ik hier al neergestreken en nog steeds heb ik niemand gezien. Zouden ze inderdaad de weg naar mijn schuilplek niet kunnen vinden? Ik leg het boek even aan de kant en pak de zak met boterhammen uit mijn tas. Gretig neem ik een hap en kijk wat verstrooid om me heen. Insecten, aangetrokken door de zoetigheid op mijn brood, zoemen rondom mijn hoofd. Het luchtruim behoort hen toe. Net zoals de varens op de grond zoeken ze hun weg tussen bomen struiken. Dennenappels landen in een vrije val op het punt waar de takken hen hebben losgelaten. Hier heerst de wet van Plato. Met mij als stille, lome toeschouwer.
Voor mijn ogen manifesteert zich het doel van elke samenlevingsvorm: harmonie. De wijze blikken van Zeus en die van onze God waken over dit stukje ongerepte natuur, de oude, dikke bomen houden voor hen een oogje in het zeil. Hun boomkruinen markeren het wijde uitspansel van de hemel. Ze scharen zich rond een rechtvaardige microkosmos waarin de planten en dieren in alle eensgezindheid samenleven. Ver van alle tumult van de bewoonde wereld en niet uit op persoonlijk gewin. Zo heeft Plato het ook bedoeld in de maatschappij waarin de mens leeft. In het oude Athene maar ook in dit dorpje aan de Maas.
Vanuit de verte hoor ik kinderstemmen. Ze hebben het pad naar dit paradijselijke oord dus toch gevonden. Het boek gaat terug in de tas. Mijn eigenlijke werk begint.
Merieke Manders is een pseudoniem: haar echte naam is bij de redactie bekend. Dit is de vijfde aflevering in een reeks van zeven.