We waren met zijn vieren, maar we bestelden altijd een rijsttafel voor twéé personen. Die werd verorberd op de knieën aan de salontafel, uit aluminium bakjes en styrofoam bekertjes. En de kroepoek deden we aan onze tong plakken. Waaaah.

Soms namen we ook een echte tafel, met méér manieren, in het restaurant zelf. Ling Tung heette het. Nooit geweten wat het wilde zeggen. Met de uitbaters werd nooit één woord gewisseld.

Ze bleven altijd in de keuken. Soms zag je iemand staan in het doorgeefluik, met een blinkende kop. Het decor was er een van grote inox ketels, damp en heel veel witte tegels. Voor praatjes met de klanten was er een inlandse ober in dienst, die Nederlands praatte. Alleen zijn haar was Chinees. Het was pikzwart, halflang en het begon op de achterkant van zijn hoofd. Net of het was weggesleten onder een Chinese punthoed. 

Ik herinner me een carnavalsstoet op school, toen hadden we allemaal zo’n hoed op, van taartkarton gemaakt, beschilderd met gele plakkaatverf en Chinese letters. Aan weerskanten zaten twee zwarte vlechten. Die had de hele klas zelf gevlochten uit restjeswol van de nonnen. 

Goddank dat we daar nooit een rijsttafel voor twee zijn gaan bestellen

Wat moeten de mensen van Ling Tung wel niet hebben gedacht? Toen de stoet voorbijkwam? Hun kinderen liepen mee! Ongetwijfeld ook nog met een ongepast Chinees rijmpje à la Hinkiepinkie met een winkeltje aan de Chinese muur. 

De Chinees was jarenlang alleen de booswicht in films van James Bond. Hij kon draken snijden uit dikke winterpenen, at hondenvlees, kickte op aquariums. En hij deed nooit moeilijk over een rijsttafel voor twéé personen, als je met zijn vieren aan tafel zat. Meer hoefde je over de Chinees niet te weten. Ik heb nooit goed op die mensen gelet. En ook nu, nu het Chinese restaurant over zijn hoogtepunt heen is, had ik niets in de gaten. Rijsttafels uit. Sushi in! Niet nadenken. Alleen voorzichtig zijn met de wasabi!

Maar ineens zijn er kaartjes voor Happy in Holland, theatervoorstelling tegen een achtergrond van afgedankte lichtreclames. China Garden. Hong Kong specialiteiten. Geel, rood. Blauwe lotus.   

Regisseur Char Li Chung en schrijvers Sun Li en Tjyying Liu zijn restaurantkinderen van het eerste uur. Zo staat in de folder. In 60 minuten splijt mijn bleke geheugen open. Het is beschamend. Het is grappig. En het is tragisch. Zonder spektakel. Gewoon het verhaal van twee Chinese mensen in een opgedoekt restaurant. 

Een dochter heeft klachten, làk aan rijsttafels. De nummertjes van de misverstanden zijn eindeloos. Haar moeder zit aan de zijkant van het toneel. Ze is afwezig, misschien op Chinese wijze, zoals Confucius, fatalistisch, nihilistisch en beenhard. Ze draagt een roze mao-jasje, maar haar boventitels in het Nederlands blaffen harig in het zwart. Ooh wat is dat mens grappig, grof en meedogenloos. Goddank dat we daar nooit een rijsttafel voor twee zijn gaan bestellen. Want wij waren met zijn vieren, ons duizend keer van geen enkel kwaad bewust.