Ergens, in de eerste weken van dit jaar zag ik in Antwerpen een gerafeld schilderijtje op een bandana, van Francis Alÿs. Het was balsem voor mijn ziel.
Ik werd terug gekatapulteerd naar een magisch uur, een paar maanden eerder, toen we in het Belgische paviljoen op de Biënnale van Venetië een paar van diezelfde kleine precieze schilderijtjes zagen. En videowerken. Van kinderspelletjes met gekleurde slakken, muntjes, zand, een autoband. En een QR-code op de muur. Die we toen gescand hebben.
We waren daar, voor het eerst, met onze drie volwassen kinderen. En ik was benieuwd: wie zou door wat worden gegrepen, ontroerd of geïrriteerd. En wat dat zou betekenen.
Toen stapten we dus binnen, en waren overdonderd. En ik wist: dit is mijn geluksmoment. Omdat we precies hetzelfde voelden. En dat was magisch.
En nu, wanneer het wereldnieuws of ons kleine bestaan me op de zenuwen werkt en ik nood heb aan mijn kinderen kijk ik op Alÿs’ website naar een Children’s Game. Mijn gemoed knapt ervan op. Laten we er dus vooral met onze tengels van afblijven, van het kinderspel. Láát die ruwheid, dat lawaai. Láát het. Het werkt als een koude lap op je voorhoofd bij migraine, als hete thee na een regenrit, als een lieve opmerking of een compliment. Het is relevant, verbindend, inventief, schurend. En politiek zonder dat het politiek is van idiote grote mensen. Nu te zien in Wiels in Brussel. Nog even.