Regisseuse Daria Bukvić heeft een tomeloze drang om het onrecht in de wereld op de planken te brengen, constateert ADRIENNE PETERS. Haar persoonlijke ervaringen als vluchtelingenkind in Limburg zijn daarbij medebepalend. Zoals in haar versie van Othello. “Ja, er is heel veel woede in mij.”
Een vrouwenstem schalt door de ruimte. De ene keer zoet en zacht zingend, om het volgende moment rauw uit te halen. Op tafel Gerrit Komrij’s vertaling van Othello. Daria Bukvi, blonde haren, goudkleurige oorringen, diepdonkere nepnagels, zit gekluisterd aan een roze glittertelefoon. De repetities van Othello zijn in volle gang, druk append volgt ze de zangoefening.
Voor een periode van vier jaar is de Bosnisch-Nederlandse aangesteld als huisregisseur bij Het Nationale Theater in Den Haag. Haar bewerking van de Shakespeare-klassieker is de eerste proeve van bekwaamheid – waarin ze het thema racisme centraal stelt. De omgang van een witte wereld met het succes van een zwarte man, zoals in Othello, is een actueel thema. Wie met Daria Bukvi (Tuzla, 1989) praat, ontkomt niet aan haar tomeloze drang iets neer te zetten wat een weerslag is van de wereld waarin we leven.
Bukvić wordt wel eens felheid toegedicht, verbeten activisme, woede. Toch kiest ze haar woorden weloverwogen. “Er is een actuele noodzaak om het verhaal van Othello te vertellen. We hebben te weinig dialoog, ook artistiek, over institutioneel racisme in Nederland. Een systeem waarin we niet gelijkwaardig zijn op basis van huidskleur of afkomst. Een thema dat we met z’n allen, uit angst om bij het minste of geringste voor racist uitgemaakt te worden, uit de weg gaan in plaats van dat we práten over onze gevoelens van verlies of identiteitshervorming. Over wat het betekent dat we in een veelgekleurd Nederland moeten samenleven waar niet alles is ingericht om iedereen gelijkwaardig te behandelen. We kunnen allemaal het verschil maken: in ons taalgebruik, in wie we aannemen, wie we uitnodigen in talkshows. Allemaal, als we als één man opstaan tegen welke vorm van ongelijkwaardigheid dan ook.”
Haar keuze voor Othello ligt voor de hand, zegt ze. Shakespeare schreef het stuk ruim 400 jaar geleden, hij zal in die tijd hooguit sporadisch zwarte mensen hebben gezien. “Hij observeerde toen al dat het succes van een zwarte man in een witte samenleving giftige sentimenten en gevoelens van verlies teweeg kan brengen bij bepaalde witte mensen. Net als nu. Iemand die beweert dat Othello niet over racisme gaat, heeft er niets van begrepen.”
Actuele noodzaak is de rode draad in haar werk en haar drijfveer als theatermaakster. “Ik heb een grote wens om de samenleving te veranderen. Ja, er is heel veel woede in mij. Ik zoek altijd naar een manier om dit te nuanceren. Maar ik kan nu eenmaal moeilijk het nieuws lezen zonder mij over allerlei zaken op te winden. Racisme is er een van, seksisme een andere, dat overigens ook in Othello zit. Of de vluchtelingenproblematiek.”
Haar achtergrond speelt hierbij een niet onbelangrijke rol. Als meisje van drie ontvluchtte ze met haar Bosnische moeder haar geboorteland. Haar Kroatische vader bleef achter met de gedachte dat zijn gezin binnen een paar maanden zou terugkeren. Een winter werd tweeënhalf jaar, de situatie in voormalig Joegoslavië bleek onomkeerbaar. Een kind uit een gemengd huwelijk laten opgroeien in een verscheurd land was onmogelijk. Uiteindelijk voegde hij zich bij zijn gezin in Limburg waar ze een nieuw bestaan moesten opbouwen.
De vroegste herinnering van Bukvić aan haar nieuwe thuisland is het opvangcentrum in Roermond, in de oude kazerne waar tegenwoordig het Designer Outlet Centrum staat. Ze denkt aan drukte en veel kinderen. Veel gezelligheid als je wilt. Maar ook dingen die ze geen plek kon geven. Huilende moeders, schreeuwende vaders. Ze besefte dat het geen leuk vakantiekamp was waarin ze terecht gekomen was, dat er wel degelijk iets aan de hand was. Een getraumatiseerd speelparadijs, noemt ze het. Het verdriet om haar heen zoog ze op als een spons. Haar afwezige vader werd een obsessie in haar kinderbrein. Een man met wie ze wel móest trouwen als hij zou komen.
Haar tijd in Limburg heeft haar getekend en gekneed. Als vluchteling opgroeien in de provincie in een tijd waarin de voedingsbodem werd gelegd voor xenofobe sentimenten betekent
voelen dat je anders bent. Het maakt dat ze zich nog steeds weet te verplaatsen in de positie van buitenbeentje. “Ik heb gevoeld hoe het is als je buitengesloten wordt. Er waren mensen die heel erg hun best deden, maar ook mensen die waarschijnlijk niet doorhadden hoezeer ze uitstraalden dat wij niet welkom waren.”
Des te geestiger vindt ze het dat ze nu in een situatie zit waarin ze als gevierde, jonge regisseuse wordt behandeld als onderdeel van de culturele elite. “Nu is het: kijk eens hoe Daria onze Nederlandse cultuur verrijkt. Net als biculturele topsporters die in één keer Nederlander zijn als ze een prestatie neerzetten.” De vraag of ze dit heeft moeten meemaken om te kunnen doen wat ze nu doet, draait ze om. Had ze gedaan wat ze nu doet als ze deze ervaring niet had?
Ze kon niet wachten om uit het gesloten Limburg te vertrekken; tegelijkertijd maakte datzelfde Limburg de liefde voor theater in haar wakker. Toen ze twaalf was deed ze mee aan de kerstmusical op de lagere school. Drie jaar later volgde ze workshops acteren bij jeugdtheater Het Laagland in Sittard, waar ze regisseurs ontmoette als Lieke Benders en Inèz Derksen die haar voorbeeld werden. Toen wist ze het zeker: dát wilde ze worden. De katholieke kerk heeft haar steentje bijgedragen aan het cultiveren van deze ambitie. Instituut en symbool van onderdrukking ten spijt, voor Daria was het de enige plek waar ze tijdens de lagere school met kunst in aanraking kwam. “Er valt van alles te zeggen over de kerk, maar verhalen vertellen kunnen ze daar. Met Pasen keken we altijd naar Jesus Christ Superstar: pure vertelkunst.”
Omdat de beste toneelschool van Nederland naar eigen zeggen nu eenmaal in Maastricht zit, bleef ze nog even. In Maastricht werd ook de kiem gelegd voor de voorstelling die haar carrière deed ontploffen. Met drie collega-studenten, net als zij kinderen van gevluchte ouders, maakte ze Nobody Home. Door het onder de loep nemen van de vluchtverhalen van hun ouders werd de vaste grond van het verleden stevig omgewoeld. Therapie en een nieuwe omgang met het aangaan van haar ervaringen als vluchteling waren het gevolg. “Autobiografisch mag je het noemen, maar niet documentair. Aan de hand van onze verhalen vertel ik iets over Nederland en de wereld. Ik leg daar altijd een theatrale twist in om het publiek te verleiden in het verhaal mee te gaan.” En het dan “liefdevol een klap op de bek te geven”, voegt ze er kalm aan toe.
Nobody Home was een ode aan haar eigen ouders en de ouders van alle vluchtelingen wier kinderen een nieuw bestaan hebben kunnen opbouwen. Bizar vindt ze het: het verdriet en de opoffering van hun ouders tegenover het succes van het stuk erover. “Je bent iemand geworden en je wordt gevierd, maar je zit nog steeds met dezelfde pijn. Met ouders die nog altijd bij de Action werken, schoonmaakklusjes doen of arbeidsongeschikt zijn omdat ze hun rug kapot hebben gewerkt.”
Het is bijna onmogelijk om te laten zien hoe groot hun offer is geweest, zegt ze, zichtbaar emotioneel nu. “Daarom wilde ik het woord ‘gelukszoekers’ in de voorstelling zo groot in beeld. Ik wilde het ontkrachten. Ik háát dat woord. Hoe durven mensen te veroordelen dat je komt voor je veiligheid. Alsof je daarmee iets van een ander afpakt. Gelukszoeker is gelijk gaan staan aan crimineel of profiteur. De meest ingenieuze framing die de politiek heeft bedacht om opportunistische mensen achter zich te scharen. Echt, er is zoveel om boos over te zijn…”
Daria’s ouders zijn intussen geïntegreerd. Ze weten hoe te leven in Nederland, hebben de Nederlandse nationaliteit. Voor hen is het de grootste voldoening dat zij en haar jongere broer het zo goed doen. Ongeveer een keer per maand gaat ze nog naar het dorp waar ze is opgegroeid, naar het huis van haar ouders. Dat Othello niet in Limburg wordt opgevoerd, doet haar pijn. Juist híer zou ze graag dit verhaal vertellen.
“Ik heb de grote wens dat mensen het theater uitlopen met het idee: wat ik nu heb gezien is mijn dagelijkse realiteit. En vanaf nu ben ík het personage dat ervoor kiest om zus of zo te handelen. Bewustwording is alles. Als het niet lukt via het onderwijs of aan de talkshowtafel, dan is kunst daar een mooie plek voor.”
Othello door Het Nationale Theater. Op 28/02 in De Kring Roosendaal, 01/03 in De NWE Vorst Tilburg, 06/03 Parktheater Eindhoven. hnt.nl.