Robert Musils De man zonder eigenschappen bewerkt voor toneel? Een hopeloze onderneming, ware het niet dat regisseur Guy Cassiers al een keer zo’n andere hopeloze onderneming, Prousts Op zoek naar de verloren tijd tot een flonkerend theaterjuweel had omgetoverd. Dat is ook met de Musil-bewerking gelukt, constateert Cyrille Offermans die alvast in Antwerpen ging kijken.

door Cyrille Offermans

Op zoek naar de verloren tijd van Marcel Proust behoort tot de toppen van de moderne Europese romankunst van de twintigste eeuw, maar lijkt volstrekt ongeschikt voor het toneel. Niet omdat het in de verdwenen aristocratische cultuur van het fin-de-siècle speelt, wel vanwege aard en omvang: het telt een paar duizend pagina’s en is geschreven in complexe, eindeloos meanderende zinnen vol schitterende beelden maar met een minimum aan lineair reconstrueerbare handeling en eveneens een minimum aan dialoog. Dat regisseur Guy Cassiers er in 2005 met het Ro-theater toch in geslaagd is daar een fraai theaterstuk van te maken, zegt iets over zijn kwaliteiten.

Anders dan sommige gemakzuchtige collega’s die klassieke meesterwerken zonder benul verknippen tot eigentijds spektakel, heeft Cassiers de oorspronkelijke tekst grondig bestudeerd en een zorgvuldige selectie gemaakt van thematisch samenhangende fragmenten – van de weergaloze taal van Proust is hij afgebleven. Maar bovenal: zijn werkstuk is niet zozeer een beknopte of toegankelijke versie van de roman, het is proza van Proust vormgegeven met de specifieke middelen van het moderne theater. Eerder dan om een bewerking gaat het om een vertaling van het ene medium in het andere. Met behulp van uitgekiende ensceneringen, decors en belichting, van filmbeelden, geprojecteerde teksten en livemuziek (van een strijkkwartet), en natuurlijk dankzij een stel eersteklas acteurs, leverde dat een zinnenprikkelend, door en door esthetisch geheel op waar Proust, de scherpzinnige (en bepaald niet halfzachte) estheet, van zou hebben gesmuld.
Maar De man zonder eigenschappen is nog onmogelijker als theaterstuk. Deze roman van Robert Musil is namelijk, anders dan die van Proust, onvoltooid, en niet zo’n beetje ook. Toen Musil stierf, in april 1942, eenenzestig jaar oud, liet Martha Musil weten dat haar man meende “nog een jaar of twintig leven en werken” voor de boeg te hebben. In werkelijkheid was de situatie waarin de roman verzeild was geraakt uitzichtloos; ook als Musil honderd zou zijn geworden, was dit levenswerk onvoltooid gebleven. Dat had minder met tijd te maken dan met de essentie van het boek. Om het op zijn eenvoudigst te formuleren: Ulrich, de hoofdpersoon, weet niet wat hij wil.
En niet – zoals vaak wordt gedacht – omdat Ulrich, de man zonder eigenschappen, een kleurloze conformist, een naamloze doorsneefiguur zou zijn die achter elke mode aanloopt. Integendeel, het epitheton ‘zonder eigenschappen’ heeft voor Ulrich, en voor Musil, een ronduit positieve lading. Het staat voor de weigering alle vanzelfsprekendheden, alle tradities, normen en clichés van zijn tijd over te nemen. Ulrich weet dat hij in een overgangstijd leeft, dat alle eeuwige waarheden vloeibaar en alle grote verhalen ongeloofwaardig zijn geworden. Hij is zoiets als een postmodernist avant la lettre.
Maar een cynicus is hij allerminst. Proefondervindelijk zoekt hij naar ‘de beste manieren om mens te zijn’, naar een moreel verantwoorde levenswijze zonder kerkelijk of anderszins goedgekeurd kompas voor het leven. In zijn jonge jaren heeft hij nog wel geprobeerd iemand met eigenschappen te worden – officier in het leger eerst, vervolgens ingenieur en tenslotte wiskundige – maar gaandeweg ondervindt hij de beperkingen en kortzichtigheden van die kordate realiteitszin met pasklare opinies en kiest hij radicaal voor de ‘mogelijkheidszin’ van een ‘essayistische levenswijze’.
Die alles ondermijnende keuze leidt ook tot radicale twijfel – en dus tot een tastende, essayistische schrijfwijze – tot besluiteloosheid en uiteindelijk tot een impasse. In het derde en laatste, fragmentarisch gebleven deel van de roman streeft Ulrich naar de utopie van de ‘andere toestand’. Dat is een extatische, half en half mystieke toestand waarin een volledige harmonie heerst van gevoel en verstand, zonder elkaar uitsluitende keuzen. Die dacht hij te kunnen vinden in de alle grenzen overschrijdende en alle taboes negerende Geschwisterliebe met zijn zus Agathe. Maar hij wist ook dat die andere toestand niet duurzaam, niet levensvatbaar kon zijn, alleen had hij geen benul hoe die combineerbaar was met een sociaal bestaan. Na plusminus tweeduizend bladzijden strandt de roman dan ook in een woekering van ontelbare ontwerpen, varianten, notities.

Als regisseur lijkt het aanzienlijk veiliger een van de (vroege) toneelstukken van Musil op de planken te brengen. Of om een toneelbewerking te maken van de roman Die Verwirrungen des Zöglings Törless (1906), door Volker Schlöndorff al eens met succes verfilmd. Törless is beperkt van omvang en ook zonder actualiserende ingrepen volkomen begrijpelijk – vergelijkbaar met Michael Hanekes Das weisse Band, ook qua sfeer en ten dele qua thematiek. De man zonder eigenschappen stelt aan de lezer zo mogelijk nog hogere eisen dan Op zoek naar de verloren tijd. Een regisseur die zich hieraan waagt, bewijst lef.
Het eerste deel van het drieluik speelt momenteel in de Antwerpse Bourla Schouwburg, waar ik de voorstelling van 11 september zag. We bevinden ons in Wenen, 1913. Ulrich, een zacht sprekende man, vooraan in de dertig, domineert het toneelbeeld. Hij is door zijn invloedrijke vader, maar tegen zijn zin, aangesteld als secretaris van de zogenaamde Parallelactie. De honderd pagina’s die daar bij Musil aan voorafgaan, zijn weggesneden; met vaardige hand, dat moet gezegd, het stuk begint met een geestig uitgewerkt motief van koetspaarden die last hebben van diarree en als gevolg daarvan op hoogst ongelegen plekken alles onder kakken, waarmee de licht satirische toon meteen en aanzienlijk sneller dan in het boek is gezet. Het motief is er niet met de haren bij gesleept: het woord kakken rijmt op Kakanië, de spottende naam die Musil gebruikte voor de ‘Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie (K.u.K. Doppelmonarchie, waarbij de afkorting voor ‘keizerlijk en koninklijk’ staat.)
De Parallelactie slaat op de voorbereidingen die een Weens comité van ‘patriottische persoonlijkheden’ treft ter viering van het zeventigjarig jubileum van het keizerschap van Franz Joseph in 1918, uitgerekend het jaar waarin keizer Wilhelm in Berlijn zijn dertigjarige regeringsjubileum hoopte te vieren. De Oostenrijkers willen de Pruisen ditmaal wel eens laten zien waartoe ze in staat zijn. Maar wat zij niet kunnen weten, anders dan Musil en anders dan wij, is dat 1918 niet is voorbestemd het jaar van grootse herdenkingsfeesten te worden maar van het definitieve uiteenvallen van beide keizerrijken. Dat plaatst al dat leeghoofdige idealisme en opgeklopte nationalisme vanzelf in een ironisch perspectief, dat door Musil met groot meesterschap wordt uitgebuit en waar ook Cassiers goed mee uit de voeten kan.
Toch betwijfel ik of de essentie van de Parallelactie voor de onvoorbereide kijker van het stuk voldoende duidelijk wordt. Dat komt, behalve door de complexiteit van de vele verhoudingen en het nagenoeg ontbreken van handeling (ook bij Musil is alles tekst, denkwerk, reflectie), door een ongelukkige regie van Ulrich, die op de kijker minder indruk maakt dan op de dames op de bühne, waar overigens, tussen al die besnorde ijzervreters, ook geen kunst aan is. Ulrichs splijtende intelligentie komt onvoldoende tot zijn recht, hij heeft soms meer van een schlemiel dan van een scherpzinnig scepticus.
Voor het overige is alle lof voor Cassiers Proust ook van toepassing op deze Musil: een schitterend toneelbeeld, een sober maar exact gebruik van moderne theatrale middelen, effectieve projecties van Leonardo’s ingetogen Laatste avondmaal in het eerste bedrijf en Ensors groteske Intocht van Christus in Brussel in het tweede, uitstekend acteerwerk, fraaie kostuums, een voortreffelijke pianist – alle reden kortom voor een uitstapje naar een van de speelsteden.
Scène uit De man zonder eigenschappen met ….. foto’s Toneelhuis
Regisseur Guy Cassiers

De man zonder eigenschappen, door Het Toneelhuis, geregisseerd door Guy Cassiers. Te zien in Hasselt (16/10), Eindhoven (19/10), Utrecht 26/10) en Amsterdam (29 en 30/10). www.toneelhuis.be
Op 16/10 rijdt vanuit Maastricht (Theater aan het Vrijthof) de theaterbus naar cultuurcentrum Hasselt. www.theateraanhetvrijthof.nl